De balans na één jaar Nederland Filantropieland: tussen vereniging en goed doel

14 december 2017

Met een niet te ontzeggen bravoure lanceerde het voormalige Instituut Fondsenwerving zich eind vorig jaar in het Rijksmuseum als Nederland Filantropieland. Het moest allemaal anders: weg die oude, bedompte verenigingsstructuur. Welkom: platte, zichzelf sturende organisatie vanuit een 2.0 online platform. Grote woorden, grote ambities. Wie zo’n wijde broek aantrekt, loopt het risico het kledingstuk al snel op de enkels terug te vinden. Wat is er van de plannen terechtgekomen? De Dikke Blauwe maakte de eerste jaarbalans op met bestuursleden Fons van Rooij en Marc Petit.
 
Fons van Rooij lanceerde met zijn team vorig jaar met gevoel voor symboliek zijn ‘lovebaby’ NLFL in het Rijksmuseum, huis van ons nationaal cultureel erfgoed. En tot dat erfgoed behoort ook zeker onze filantropie, maar waarom Van Rooij c.s. zich daarvoor nu als nationale hoeders opwierpen, was niet iedereen direct duidelijk. De stap van de traditionele ledenvereniging Instituut Fondsenwerving - toch vooral bekend als een beroepskoepel - naar een Deltabrede ‘beweging’ die het filantropisch klimaat in Nederland moet bevorderen, was in elk geval opmerkelijk in het verzuilde Land van Goed Doen.
 
Filantropische koek groter maken
IF’s ontzuilende aanval op het gesloten ledenmodel werd door sommigen gezien als een beetje happen naar de broekspijpen van collegakoepel Goede Doelen Nederland. Het is een publiek geheim dat Van Rooij weinig opheeft met het bestuurlijke establishment en de groeiende macht van de grote goede doelen. De voorzitter profileerde zich een jaar geleden in zijn maiden speech in het Rijksmuseum echter meer als wise old man dan als Robin Hood, door vooral accenten te leggen op de gemeenschappelijkheid: het gaat er volgens Van Rooij niet om elkaar als koepelorganisaties uit de markt te duwen, maar juist de filantropische koek groter te maken. ‘De grote goede doelen domineren de markt en worden steeds groter. Ik gun hun oprecht dit succes, maar we zouden er samen voor moeten zorgen dat die koek groter wordt en dus ook wat eerlijker verdeeld gaat worden.’
 
Bestuurlijke roze olifanten
De in het Rijksmuseum uitgesproken ambitie en het kordate opeisen van het morele leiderschap in de sector was en is echter niet het werk van één ‘man van La Mancha’, maar wordt breder gedragen, zoveel is intussen wel duidelijk geworden. De kwaliteit en maatschappelijke reputatie van de bestuurders en commissieleden bij NLFL is ‘boven par’ te noemen. De missie van dat nieuwe NLFL spreekt dus klaarblijkelijk aan. Maar tussen droom en daad staan zoals bekend veel praktische bezwaren, zoals financierings- en opschalingsproblemen die hooggestemde idealen doorgaans ernstig corrumperen. DDB sprak uitgebreid met bestuursleden Fons van Rooij en Marc Petit een jaar na de lancering van NLFL. Wat is er gebeurd met de bestuurlijke roze olifanten uit het Rijksmuseum?
 
DDB: Het moest allemaal anders. Maar waarom eigenlijk?
Van Rooij (foto): ‘In ons land worden op talloze plaatsen door maatschappelijk ondernemende burgers allerlei initiatieven ontplooid voor een goede zaak. Soms zijn dat bestaande doelen, soms nieuwe, maar allerlei mensen staan op en zetten hun schouders eronder. In dat goed doen wil ook iedereen het filantropische wiel telkens opnieuw uitvinden. Er is immers kennis nodig om een burgerinitiatief van de grond te krijgen, te besturen, fondsen te werven, mensen erbij te betrekken. Maar die wielen zijn allemaal al uitgevonden. Die expertise is er, maar is gefragmenteerd en niet of moeilijk toegankelijk. Dat heb ik zelf ondervonden door mijn advieswerk voor besturen. En echt niet alleen van kleine organisaties, maar ook van grote, landelijk opererende goede doelen uit de top vijftig. Ik dacht vaak: hoe is het mogelijk dat je mij die vraag stelt? Je had het bij collega’s kunnen ophalen! We hebben het delen van kennis gewoon nog niet goed georganiseerd in de sector. Natuurlijk hebben we Goede Doelen Nederland met honderdvijftig van de grootste organisaties, maar in mijn ogen zit daar toch het domeinbewakende en zwaar geïnstitutionaliseerde establishment. Ik snap dat ook en ik heb er zelfs begrip voor, maar dat vertegenwoordigt niet die tienduizend organisaties en die honderdduizenden burgers, die, minder geïnstitutionaliseerd, van Nederland ook gewoon een mooi land willen maken. Dat is de reden dat we NLFL hebben opgericht. En ja het is een brede naam, maar wij willen ook niet zelf het wiel uitvinden: we willen het filantropisch klimaat in Nederland verbeteren door te verbinden en hebben daarvoor bewust een modern, laagdrempelig platform gekozen. Niet om de regisseur van filantropie te zijn, maar de facilitator.’
 
DDB: Welke bestuurlijke keuzes hebben jullie gemaakt om deze ambitieuze rol vorm te geven?
Van Rooij: ‘NLFL is echt een ideaal waar we geen verdienmodel aan hangen. We zijn een vrijwilligersorganisatie en we lopen er allemaal de benen voor uit ons lijf. NLFL wordt gebouwd op de fundamenten van een oude vereniging. En ja, die was ongelukkig in elkaar gezet, met mensen uit de beroepsgroep, met organisaties, met dienstverleners. Niemand snapte er wat van. En dan was het ook nog een vereniging die leed onder achterstallig onderhoud en een negatief eigen vermogen. Maar toch met voldoende basis, volgens veel van onze leden, om de oude club om te bouwen tot een moderne community. De behoefte aan iets dergelijks was ook de uitkomst van de grote hoeveelheid consultaties binnen de sector. Dat opbouwen doen we op een democratische, maar ondernemende manier, om niet te verzanden in eindeloos gepalaver. En we zijn nadrukkelijk op samenwerking gericht, we proberen gewoon van alles uit. In die transitie gaan we van conventionele governance naar vertrouwen. Dat betekent niet dat we geen verantwoording afleggen, alleen we doen dat achteraf. Niet door middel van een te formele ALV, maar met een kleine groep die ons de ruimte geeft om door te pakken. We werken dus in een getrapt stelsel met zo’n zeven tot negen intelligente mensen in een Ledenraad die vanuit verschillende competenties het beleid beoordelen en tegelijkertijd als kritische vriend meedenken. Die toezichthouders houden niet alleen toezicht, maar willen zelf ook een dossiertje om met de poten in de modder te staan. Bestuur en Ledenraad vergaderen regelmatig samen. Kijk, dat is een moderne verenigingsvorm en de energie die dat geeft, lijkt op die van een start-up.’

DDB: Een mooi compliment, maar belangrijker is de vraag of jullie model voldoende recht doet aan een belangrijke functie van koepels: die van representatie en lobby van gedeelde belangen. Die belangen zijn nu wel heel abstract geformuleerd (‘Filantropisch klimaat verbeteren’) en de deuren staan nu zo wijd open, dat er mogelijk te weinig urgentie is om NLFL als samenbindende kracht te laten werken. Jullie ideaal is vooral een belofte voor de toekomst.
Petit (foto): ‘Die urgentie is er wel degelijk. Dat merken we in de gesprekken met onze (nieuwe) leden als onze nationale lobby voor een beter filantropisch klimaat op tafel ligt. In het vertegenwoordigingsmodel is het nu wel even zoeken: moeten wij alleen op al die klassieke plekken gaan zitten waar je vroeger je leden vertegenwoordigde? Je merkt dat daar de belangen doorgaans goed samenkomen en gedeeld worden met collega-koepels. Veel interessanter is die plaatsen op te zoeken waar filantropie niet of nauwelijks tot volle wasdom komt. Dáár moet je in elke geval je kennis en invloed aanwenden.’
Van Rooij: ‘We hebben in die zin ook meer de trekken van een goed doel en minder van een klassieke brancheorganisatie. We staan in zo’n intensief contact met onze achterban, we spreken zoveel mensen en doen onderzoek, dat wij menen te weten wat de achterban belangrijk vindt. En het gaat ook om aan de vergader- en lobbytafels gezond boerenverstand te vertegenwoordigen. Soms doen de collega’s dat al en soms is het nodig vraagtekens te plaatsen. Groter hoeft onze rol niet te zijn.’
Petit: ‘Ik ben altijd oprecht op zoek naar antwoord op de vraag ‘waar zitten nou belangentegenstellingen tussen grote en kleine organisaties?’ Structurele tegenstellingen zie ik eerlijk gezegd niet. Ok, af en toe zag je grensafbakeningen - het keurmerk was daar een voorbeeld van - maar de nieuwe Erkenning, waaraan ook wij een bijdrage hebben geleverd, staat nu echt open voor iedereen. En dat ondersteunen we dan ook con amore.’
 
DDB: Hoe financieren jullie je ambities? Jullie maken niet de indruk dat het geld tegen de bureelplinten klotst en dat de leden op een wachtlijst moeten.
Petit: ‘Als je zoals NLFL in zit tussen een goed doel en een ledenvereniging, dan zijn leden er niet alleen om te betalen, maar ook om iets te doen als vrijwilligers. In een ideale wereld vraag je dus tijd en kennis, en een minimale financiële bijdrage. Dat is een opgave voor ons: de contributie (nu 175 euro p.j. voor individuele leden, red.) moet alleen maar omlaag. Het punt op de horizon zijn partners die de structurele diensten en faciliteiten ter beschikking willen stellen, zoals een kantoor en backoffice-diensten, zodat wij ons vol op onze verbindingsmissie kunnen toeleggen.’
 
DDB: Hebben jullie voor verwezenlijking van jullie idealen een kritische massa nodig?
Petit: ‘De macht van het volume moeten we niet overschatten als je werkelijke invloed wilt laten gelden, maar de groei is minder snel gegaan dan we gehoopt hadden. Het ledenbestand moet wel groeien voor een solide basis. Dat vraagt veel tijd en aandacht om dat motortje op gang te brengen. Dus niet alleen mooie plannen over drie jaar.’
Van Rooij: ‘We zijn er wel mee bezig, maar ik geloof ook sterk in organische groei. We zijn een community, dus de kunst is ook niet te ver voor de troepen uit te rennen. Mensen moeten op basis van intrinsieke motivatie aanhaken en we moeten het ze niet door de strot duwen. Ons ledenaantal groeit gestaag en de groei neemt toe.’
 
DDB: Gestaag? Dat klinkt toch al een stuk minder ambitieus… waar hebben we het over?
Van Rooij: ‘We hebben nu ruim achthonderd leden, waarvan tweehonderd lidorganisaties. Ledenwerving is hard werken. Om mensen lid te maken moet je het ze geregeld vragen. Het is micro-relatiemanagement.’
 
DDB: Is het een ondergeschoven kindje gebleken? Of lekt bij de fondsenwerver-loodgieter thuis de kraan?
Van Rooij: ‘We hebben ontzettend veel initiatieven ontwikkeld en misschien te weinig tijd genomen voor onze werving. Maar toch wel besloten om ons vooral te concentreren op de kwaliteit van wat we doen. We hebben niet een afdeling verkoop of fondsenwervers in dienst. We moeten zo aantrekkelijk zijn dat mensen zichzelf aanmelden. Het is onze stellige overtuiging dat kwaliteit de succesfactor is en dat gaat zich vroeg of laat uitbetalen in lidmaatschappen.’
 
DDB: Getallen graag.
Van Rooij: ‘Aan het einde van onze beleidsperiode in 2020 streven we naar drieduizend individuele leden en zeshonderd lidorganisaties. Daarvoor is veelvuldig contact met leden en prospects cruciaal. En dat contact zal een stuk efficiënter verlopen als we vanaf volgend jaar over state-of-the art crm-tools kunnen beschikken, waarmee een van onze maatschappelijke partners ons gaat helpen. Gaat ons leven een stuk makkelijker maken.’
 
DDB: Even terug naar waar jullie vandaan komen. Jullie historische achterban is in hoge mate op het vak fondsenwerving is gericht. De stap naar een sectorbrede ‘beweging’ is dan meer een sprong. Is NLFL op dit moment niet gewoon een beroepsclubje dat een hip filantropiejurkje heeft aangetrokken?
Petit: ‘NLFL is een organisch model. Als je opnieuw onze missie erbij pakt - NLFL verbindt mensen die bijdragen aan een gezond filantropieklimaat - dan zijn fondsenwervers een logische kerndoelgroep. Daar komen we vandaan, maar ook de mensen die leidinggeven aan kleinere filantropische instellingen zitten daar dicht op. Waar vinden die vaak eenzaam ploeterende directeuren steun? We hebben binnenkort voor het eerst een intervisieclubje om een warme huiskamer te bieden voor deze specifieke doelgroep.
In het kielzog van deze directeuren doemen de toezichthouders op. Die hebben vaak wel veel ervaring, maar ten aanzien van filantropie zijn ze vaak naïef. Welkom! Dat zeggen we tegen al deze doelgroepen: we brengen jullie bij elkaar en jullie helpen elkaar op weg. En zo gaan we onze doelgroepen langzamerhand uitbreiden. Want in de niet te verre toekomst komen vast nog de corporate social responsibility- en mvo-managers in beeld.
Van Rooij: ‘We willen initiatieven ontplooien vanuit de optiek van mensen die iets met filantropie doen of willen. Niet slechts vanuit het standpunt: wat hebben wij als fondsenwerver of goed doel nodig.’

DDB: Toekomstmuziek, maar nu is toch het plaatje voor de buitenwacht: Goede Doelen Nederland is er voor de honderdvijftig grotere goede doelenorganisaties. NLFL is er voor de ‘kleine luiden in het Land van Goed Doen’?
Petit: ‘Het is een kwestie van optiek. Een fondsenwerver van Unicef die al zijn belangen vertegenwoordigd ziet via zijn organisatie, kan als individu wel denken dat hij/zij een persoonlijke bijdrage levert door vakkennis te delen met peers. Kortom: iedereen die individueel de filantropie een warm hart toedraagt staat niets in de weg om bij ons lid te worden.’
Van Rooij: ‘NLFL richt zich primair op individuen, omdat filantropie letterlijk mensenwerk is. Mensen hebben idealen. Organisaties zijn hulpmiddelen bij de realisatie ervan. Dat neemt niet weg dat individuen werken voor organisaties die belangen hebben. Om die scheiding van belangen te borgen kunnen organisaties zich - via het individu dat lid is - wel bij ons aansluiten, maar ze hebben als organisatie geen stemrecht. We hebben daarvoor de statuten aangepast: organisaties zijn ‘bijzondere leden’. Ik heb te vaak gehoord dat mensen een standpunt in een vergadering hebben verwoord niet als hun eigen mening - zo blijkt dan bij navraag - maar als die van hun organisatie. Dan denk ik: wat hebben we daar nou aan? Wat vind je zelf?’
 
DDB: Successen moeten gevierd worden. Welke?
Van Rooij: ‘Extreem goed gelukt zijn de webinars. Wij hebben er elke twee weken een en daar kijken tussen de twee- en driehonderd mensen naar. Daar hoef je overigens geen lid voor te zijn. Webinars zijn bij ons dus geen verborgen lead generator, maar wil je het nog een keer op je gemak nakijken, dan moet je wel even lid worden. Verder naar onze pijlers kijkend is het ‘ontmoeten’ goed geslaagd. We hebben veel verschillende events, zoals het live webinar-event in samenwerking met de gezondsheidsdoelen uit Het Huis van de Gezondheid en onze kijkjes in de keuken: tien tot vijftien keer per jaar zet een van onze leden de deuren open en deelt zijn ervaringen of zijn dilemma’s. En na afloop drinken we een glaasje. Wordt helemaal betaald door het lid. Klinkt ouderwets, maar het werkt geweldig.
Verder zijn we de Fondsenwervingscafés aan het uitrollen over het land. Vroeger werden die gesponsord door een dienstverlener, maar NLFL betaalt dit nu uit eigen middelen voor de leden. Niet-leden betalen een tientje. Aanvankelijk oogstte dat nog een storm van kritiek: cafés waren vroeger altijd gratis! Inmiddels is die kritiek verstomd, want bijna iedereen begrijpt dat je vrijwilligers niet ook nog eens moet opzadelen met de kosten van jouw biertje.’
Petit: ‘Commissies, bestuur en bureau: daar zit inmiddels een hoge kwaliteit en een goede basisinfrastructuur. Ik ben heel trots op wat daar aan de NLFL-tafel zit.’
 
DDB: Wat is niet goed gegaan het afgelopen jaar?
Van Rooij: ‘Ik kan niet zeggen dat wij op onze strategische pijlers echte fuck ups hebben gehad. Het zit vaak in de uitvoering die altijd beter had gekund. We hadden sneller willen opschalen. Een fondsenwervingscafé in Den Haag waar maar vijf man op afkomen. Tja, daar baal je dan van. Wel een erg leuk café gehad trouwens, want de gesprekken zijn dan minder vluchtig en gaan veel meer de diepte in.’
 
DDB: Heeft NLFL als vrijwilligersorganisatie last van het corveesyndroom? Niemand wil nog kantinedienst doen tegenwoordig. Iedereen heeft het zo druk…
Petit: ‘Als wij mensen vragen iets te doen, dan krijgen we zelden ‘nee’ te horen. En dat komt omdat wij dingen vragen die binnen hun competenties vallen. Wij kunnen een beroep doen op hoogopgeleide, intelligente mensen die we graag vragen voor dingen waar ze goed in zijn.’
 
DDB: Als NLFL een persoon is, wie zien we dan nu, een jaar na de lancering?
Van Rooij: ‘Een hele open, sociale figuur met een groot netwerk door het hele land. Gelukkig nog in de puberteit, nog helemaal in bezit van een gezonde dosis naïviteit, stoot geregeld z’n kop. Absoluut genderneutraal en reizend met ov.’
Petit: ‘Draagt helemaal z’n eigen kosten; declareert nooit een etentje en houdt van mensen.’
 
DDB: En over vijf jaar?
Van Rooij: ‘Dan weten maatschappelijk ondernemende burgers in Nederland efficiënt hun filantropische weg te vinden en op een professionele manier hun werk te doen in een sterk verbeterd filantropieklimaat.’
3/3