Onderzoekers van het Nederlandse Donateurspanel vroegen respondenten naar hun bekendheid met de controle op goede doelen. Wie doet dat? En hoe? Slechts tien procent is er zeker van dat goede doelen worden gecontroleerd en de meerderheid (64 procent) weet niet door wie. Opvallend is wel dat hoogopgeleiden meer vertrouwen lijken te hebben in controles dan laagopgeleiden.
Met de Erkenningsregeling is er sinds 2016 één keurmerk voor goede doelen in Nederland. Toezichthouder CBF controleert de inmiddels vijfhonderd erkende goede doelen. De onderzoekers vroegen respondenten in hoeverre goede doelen gecontroleerd worden als het gaat om de manier waarop zij fondsen werven en de manier waarop zij dit vervolgens besteden.
Is er controle?
Van de ondervraagden was tien procent er zeker van dat goede doelen worden gecontroleerd op de manier waarop zij fondsen werven. Tien procent weet zeker dat gecontroleerd wordt hoe het geld van donateurs wordt besteed. Ongeveer de helft van de respondenten denkt wel dat deze controles bestaan, maar is hier niet zeker van. ‘Opvallend is ook dat mensen die hoogopgeleid zijn, meer vertrouwen hebben in de controles dan mensen die laagopgeleid zijn (respectievelijk 14 procent en 6 procent). Laagopgeleiden zeggen bij beide stellingen vaak niet te weten of het waar of onwaar is’, aldus de onderzoekers.
Wie controleert?
Nadat de panelladen geïnformeerd waren over het feit dat goede doelen worden gecontroleerd op bestuur, beleid en besteding, werd gevraagd wie die controle uitvoert. Dat was een open vraag, waarbij respondenten konden invullen wat zij dachten, of aangeven dat zij dit echt niet wisten. 64 procent zei niet te weten wie de goede doelen controleert. Van de mensen die wel denken te weten wie deze controle uitvoert noemt 18 procent ‘de overheid/een ministerie’ als controlerende instantie. Andere antwoorden waren de Belastingdienst, het CBF, het bestuur en accountants.
Van de mannen noemt 40 procent een instantie, terwijl van de vrouwen 33 procent een instantie noemt. Ook jongere respondenten noemen relatief vaker een instantie (jonger dan 30 jaar 46 procent vs. 60plus 29 procent). Hetzelfde geldt voor hogeropgeleiden (44 procent tegenover 30 procent bij de laagopgeleiden).
Validatie & Toezicht