19 miljoen Nederlanders? Eitje!

Over pakweg vijftig jaar zijn we met negentien miljoen mensen. Kan Nederland dat aan? Ralf Bodelier denkt van wel.
Over pakweg vijftig jaar zijn we met negentien miljoen mensen. Kan Nederland dat aan? Ralf Bodelier denkt van wel.
8 februari 2018
Opinie | | Ontwikkelings samenwerking

Het wordt iets voller in Nederland en een stuk voller in de rest van de wereld. Maar die bevolkingsgroei kunnen we gemakkelijk aan. Filantropen, ontwikkelingswerkers, milieuactivisten en alle andere do-gooders: laat je niet uit het veld slaan door de somberaars die denken dat we de tien miljard niet aankunnen.
 
Je zet je in voor een betere wereld, je wilt rijk zijn door goed te doen, maar je vraagt je af of het nog wel zin heeft. Want keer op keer hoor je dat het allemaal uit de hand gaat lopen. En wel omdat we nu al met te veel mensen in dit land en op deze aarde rondlopen.
Nú is de bevolkingsdruk al levenshoog, over vijftig jaar is hij niet meer te handhaven. Dat zegt bijvoorbeeld Paul Gerbrands, voorzitter van ‘de club van tien miljoen’, een organisatie die de Nederlandse bevolking wil terugbrengen tot tien miljoen en de wereldbevolking tot vier miljard. Gerbrands: ‘We wonen nog net niet op de snelweg of op Schiphol. De gevolgen van de mensen die nog geboren moeten worden zijn nog niet eens verrekend. Het wordt een drama.’
 
Nog net zo gelukkig
Volgens het CBS telt Nederland nu 17,2 miljoen mensen. Over pakweg vijftig jaar zijn we volgens de statistici met negentien miljoen. Kan Nederland een toename van nog eens 1,8 miljoen mensen wel aan? Ik denk van wel. Hoewel niemand in te toekomst kan kijken, ligt het eerder voor de hand dat we over vijftig jaar nog net zo tevreden, welvarend en gelukkig zijn als vandaag. Sterker nog: volgens de rekenaars van het Sociaal en Cultureel Planbureau nam in de afgelopen vijftig jaar ons geluk, onze welvaart, onze levensverwachting, onze gezondheid alleen maar toe. En dat waren vijftig jaar waarin het aantal Nederlanders toenam met 4,6 miljoen mensen.
In 1968, toen we nog met 12,6 miljoen Nederlanders waren, stierven vier keer méér kleine kinderen dan vandaag. Wie toen werd geboren, mocht verwachten 73 jaar te worden. Wie vandaag wordt geboren, mag op 83 jaar rekenen. We werden met zijn allen een heel stuk rijker, veel meer jongeren gingen studeren, ongelijkheid tussen mannen en vrouwen nam fors af en homoseksualiteit werd meer geaccepteerd. En dan staat ons dichtbevolkte landje ook nog eens in de top tien van de meest gelukkige landen ter wereld.
 
Beken en rivieren
Ook onze natuur ging er sterk op vooruit. De beken en rivieren zijn opgeschoond en zitten weer vol vis. De luchtverontreiniging is enorm afgenomen en er is weer ruimte voor het wilde zwijn, de bever, de wilde kat, de das en de visarend. Wie weleens vanuit een vliegtuigraampje kijkt, ziet hoe groen ons land nog steeds is. Her en der zie je compacte steden tussen eindeloze akkers, weilanden, bossen, heidevelden en waters. Niet meer dan één-tiende van Nederland is bebouwd en gebruikt voor steden, dorpen, wegen, industrieterreinen, parken, plantsoenen en sportvelden. Bijna een kwart van Nederland bestaat uit bossen, meren en rivieren.
 
Tegels
Het is interessant om je eens voor ogen te halen hoeveel ruimte wij, 17,2 miljoen Nederlanders, überhaupt innemen. Stel je zet iedere Nederlander op een tegel van één vierkante meter. Met zijn allen bezetten wij dan zeventien vierkante kilometer en passen wij makkelijk binnen de hekken van Schiphol dat zo’n twintig vierkante kilometer beslaat. In de rest van Nederland is dan geen mens meer te bekennen. Vanzelfsprekend is leven we niet op vierkante meters. Er ook ruimte nodig om te werken, te wonen, te recreëren en ons voedsel verbouwen. Maar dit soort visualisaties helpen wel om het probleem wat te relativeren. Dat wij toch het gevoel hebben een overbevolkt landje te zijn, komt voor een belangrijk deel omdat we elkaar doorlopend opzoeken in stadscentra en winkelstraten, op popfestivals en pretparken, stations en autowegen.
 
Wereldbevolking
Wereldwijd is het een vergelijkbaar verhaal. In de afgelopen vijftig jaar groeide de wereldbevolking van 3,4 miljard naar 7,4 miljard. Dat was een stijging van 118 procent. Binnen vijftig jaar komen er nog 2,7 miljard bij, en dat is een stijging van 35 procent. De grootste stijging ligt dus alweer achter ons. Waarschijnlijk blijft de wereldbevolking daarna stabiel.
Willen we gevoelsmatig ook wat grip krijgen op dat immense aantal van tien miljard wereldburgers, dan is het niet gek om in gedachten ook al die mensen op tegels van één-bij-één meter te zetten. Dan komen we uit op tienduizend vierkante kilometer en dat is ongeveer het grondoppervlak van Limburg, Brabant en Zeeland samen. In de rest van de wereld, in Amerika, Afrika of Azië is dan geen mens meer te bekennen.
 
Geen garantie, wel inzet
In 1968 verscheen het beroemde boek The Population Bomb (De bevolkingsexplosie) van de Amerikaanse milieuprofessor Paul Ehrlich. Daarin schreef de inspirator van De club van tien miljoen het volgende: ‘De strijd om de mensheid te voeden, hebben we verloren. In de jaren zeventig zullen honderden miljoenen mensen verhongeren (..) Er is niets dat een enorme toename in de wereldsterftecijfers nog kan voorkomen’.
Ehrlich kreeg ongelijk. Sinds 1968 werd de gemiddelde wereldburger drie keer welvarender. Hongersnoden komen vrijwel niet meer voor, met hoge uitzondering in Afrika. Onze wereldwijde levensverwachting steeg van 57 naar 72 jaar. De kans dat jonge kinderen stierven, daalde met maar liefst zestig procent. Extreme armoede zakte van vijftig naar negen procent, het aantal oorlogsdoden is nog maar een fractie van die in de jaren zestig. En klimaat en milieu staan vandaag bovenaan alle agenda’s.
 
De Dikke Blauwe
Vanzelfsprekend zijn we er nog lang niet. In een wereld waar een-tiende van de bevolking ondervoed is, populaties aan dieren teruglopen en het klimaat verandert, blijft onze inzet hard nodig. Een garantie dat het alsmaar beter zal blijven gaan de komende vijftig jaar is er al evenmin. Of dat gaat lukken, ligt helemaal aan onze inzet.
Dat een instituut als de Dikke Blauwe, opgericht om ‘rijk te zijn door te goed doen’, zich in zo’n grote belangstelling mag verheugen is dan ook alleen maar bemoedigend. En omdat van de rampspoed die in ’68 werd voorspeld niets uitkwam; omdat de grootste bevolkingsgroei samenging met een enorme groei van onze welvaart, ons geluk en onze levensverwachting; en omdat de bevolkingstoename in de komende vijftig jaar nog maar één derde zal zijn van die in de afgelopen vijftig jaar, is er voor somberheid heel wat minder reden dan voor een daadkrachtig optimisme.