Wat als van de ene op de andere dag alles wat het resultaat is van filantropie uit de samenleving verdwijnt? Tijdens de Dag van de Filantropie begin deze maand, nam René Bekkers bij zijn oratie de aanwezigen mee in dit gedachtenexperiment. Het roept ook een vervolgvraag op: Waarderen we de infrastructuur van de filantropiesector wel genoeg?
Zonder filantropie was de Vrije Universiteit, gefinancierd uit vrijwillige bijdragen van gereformeerden, er niet geweest. En dat geldt tevens voor het internet, het opstellen van de mensenrechten of het internationaal recht. Ook de kunsten hadden zich niet ontwikkeld zonder mecenassen. Bekkers: 'Zonder filantropie zou het leven in onze samenleving ‘nasty, brutish and short’ zijn.'
Gelukkig kennen we in Nederland een historie van filantropie, die teruggaat tot de late middeleeuwen. Van veel recentere datum is de sectorvorming. Zo is het ‘Geven in Nederland’ onderzoek aan de Vrije Universiteit pas begin jaren negentig gestart, vierde de FIN, de koepel van de vermogensfondsen vorig jaar haar dertigjarige jubileum en bestaat Goede Doelen Nederland dit jaar 25 jaar.
Die filantropische infrastructuur heeft zijn waarde al bewezen. Dankzij het Geven in Nederland Onderzoek weten we bijvoorbeeld dat in 2015 in totaal ruim 5,7 miljard euro is gegeven aan goede doelen. Tevens weten we dat de vrijgevigheid, gemeten als percentage van het inkomen van Nederlanders, in de afgelopen twintig jaar sterk is afgenomen. Tot voor kort werd dit gecompenseerd door de grotere vrijgevigheid van de overgebleven kerkelijke Nederlanders, maar deze groep is nu ‘te klein geworden om de filantropie te redden’, aldus Bekkers.
Ook rondom het vrijwilligerswerk piept en kraakt het: hoewel het aantal vrijwilligers nagenoeg gelijk is gebleven, is het gemiddeld aantal uren per week gedaald van zes naar vier uur. Joost van Alkemade, directeur van de belangenorganisatie voor vrijwilligerswerk NOV, geeft aan dat er bij vrijwilligers grofweg drie soorten motivaties te onderscheiden zijn: het ‘loont’ (denk bijvoorbeeld aan je CV), het is ‘leuk’ en het is ‘juist’. Deze laatste groep is van mening dat het vrijwilligerswerk ‘hoort’, omdat het bijdraagt aan een betere wereld. Met de ontkerkelijking slinkt ook deze vrijwilligerspool.
Tijdens het World Café waarbij de ‘bijdrage van filantropie aan de samenleving’ centraal stond, bleek dat er nog meer uitdagingen zijn. Allereerst de zichtbaarheid van filantropie, een issue dat terug is van eigenlijk nooit weggeweest. Ten tweede het meten van (collectieve) impact, een onderwerp waarover de meningen uiteenlopen. En tot slot, het belang van samenwerken bij complexe maatschappelijke vraagstukken.
Zonder filantropie zou het leven ‘nasty’ zijn, maar dat betekent ook dat er geïnvesteerd moet worden in de infrastructuur. Zonder sectororganisaties zouden er geen opleidingen, onderzoek, brancheverenigingen, codes of vakbladen zijn. En juist deze leiden ertoe dat we meer inzichten verwerven, professionaliseren en best practices kunnen delen: kortom steeds beter kunnen ‘goed doen’. Daarnaast zorgen sectorevenementen als Dag van de Filantropie en Civil Power ervoor dat er een ‘community’ ontstaat die elkaar weet te vinden als samenwerking cruciaal is. En dat komt ook de zichtbaarheid van de sector weer ten goede.
Wordt dat belang voldoende onderkend? Het lijkt er lang niet altijd op. Het Geven in Nederland onderzoek moest vanwege financieringsgebrek een jaar worden uitgesteld, het Erasmus Centre for Strategic Philanthropy bestaat niet meer en ook voor filantropische magazines is het niet makkelijk. ‘Het geld moet naar de projecten’, klinkt het dan, maar de uitdaging is om ook het belang van de infrastructuur voor de sector op waarde te schatten. Om in tijden van ontkerkelijking en een terugtredende overheid nog beter goed te kunnen doen.
Wetenschap & Onderzoek