Na het vaststellen van een overkoepelende sectorgedragscode - een universeel ‘moreel kompas’ – gaat het fondsenwervende deel van de sector nu voorop om op basis hiervan de concrete normen vast te stellen waarop straks toezicht wordt uitgeoefend. Fondsenwervende instellingen die voldoen aan de gedifferentieerde eisen worden straks niet alleen door de sector zelf (middels toezichthouder CBF), maar ook door de overheid ‘erkend’ door een zogenoemde ‘Algemeen Verbindendverklaring’. De erkenninsgregeling met een register en een eenduidige set normen moet dan in de plaats komen van de bestaande keurmerken. Het nieuwe normenstelsel moet een brede vorm van toezicht faciliteren, en de inzichten en ervaringen uit de huidige stelsels daarbij in aanmerking nemen. Een samenvatting van de belangrijkste uitgangspunten.*
Een beknopte voorgeschiedenis: hoe zat het ook alweer?
In 2011 sloten de Samenwerkende Brancheorganisaties Filantropie (SBF) en het kabinet het convenant ‘Ruimte voor Geven’. In het kader van het convenant heeft de SBF in 2012/2013 besloten om een validatiestelsel vorm te geven. De belangrijkste uitgangspunten hierbij zijn het borgen van het publieksvertrouwen en het verhogen van de effectiviteit en resultaatgerichtheid van de filantropiesector. Najaar 2014 maakte toenmalig staatssecretaris Teeven bekend dat de sector zelf de normen moet aandragen (afwijkend van het advies van de Commissie De Jong), die vervolgens algemeen verbindend verklaard zullen worden door de overheid. Een essentieel onderdeel van het nieuwe normenstelsel is dat er wordt gewerkt aan ontstapeling van regels en dat er meer mogelijkheden komen om te laten zien wat organisaties doen.
Brede opvatting
De normen voor de nieuwe erkenningsregeling gaan uit van een brede opvatting van filantropie. Ze hebben niet alleen betrekking op middelen en bestedingen, maar evenzeer op de projecten, de effecten en de maatschappelijke impact. Dat geldt ook voor de manier waarop het toezicht op de normen zal worden ingericht. De brede opvatting van toezicht omvat de volledige filantropische ‘keten’: gever, organisatie en begunstigde.
Scope van het stelsel
Op dit moment is er een woud aan verschillende normen, verantwoordingswijzen en controlestelsels voor fondsenwervende instellingen. Deze verschillende normen en codes hebben als input gediend voor het nieuwe normenstelsel. Voor een solide uitgangspunt is op de bestaande stelsels verder uitgebouwd en waar mogelijk gecombineerd, waarbij ervoor gewaakt is dat het normenstelsel niet te complex en uitgebreid zou worden.
Kern werkingssfeer: publieksvertrouwen
Het uitgangspunt van de werkingssfeer van het validatiestelsel is het publieksvertrouwen, in brede zin. De kern van organisaties waar het stelsel voor bedoeld is, doet een beroep op financiële steun van het publiek (zowel individuen als bedrijven). Dit is ook de groep voor wie, naar verwachting, het stelsel ‘Algemeen Verbindend’ zal worden verklaard. Een brede groep filantropische organisaties wordt daarnaast uitgenodigd om aan het stelsel mee te doen. De gedachte is om een erkenningsregeling met register in te stellen met een eenduidige set normen. Een erkenningsregeling past beter bij de ambities van het validatiestelsel dan een keurmerk. Een Algemeen Verbindend Verklaring is geen voorwaarde voor het stelsel: dat moet ook zonder de AVV kunnen functioneren.
Gezien de diversiteit van de verschillende spelers binnen de sector is het niet te verwachten dat zij allemaal tegelijk aansluiten. Er zal sprake zijn van een gefaseerde invoering.
AVV en vrijwillige werking
De brede scope betekent dat er een grote hoeveelheid kleine instellingen binnen de werkingssfeer van het normenstelsel zal vallen. Het voorstel is, om kleine instellingen met een som der baten van nul tot €100.000 niet onder de Algemeen Verbindend Verklaring te laten vallen: deze vallen onder de zogenoemde bagatelregeling. Dat wil zeggen dat bij de AVV organisaties die gedurende een periode van drie aaneengesloten voorgaande jaren minder totale inkomsten hebben gehad dan gemiddeld 100.000 euro per jaar onder de bagatelregeling vallen. Vrijwillig deelnemende kleine organisaties kunnen zich echter wel laten erkennen.
Framework voor het normenstelsel
Het normenstelsel moet een brede vorm van toezicht faciliteren, en de inzichten en ervaringen uit de huidige stelsels (bijv. SBF Code Goed Bestuur) moeten daarbij in aanmerking worden genomen. Het CBF zal zich als toezichthouder naar deze moderne(re) vorm van toezicht moeten omvormen. Daarbij hoort ook een samenvoeging met het huidige RfB (Stichting Raad voor Financiële Betrouwbaarheid, keurmerkverstrekker en toezichthouder op ruim twintig christelijke goede doelen).
Dit heeft geleid tot het voorstel voor een achtdeling van normensets waaraan een organisatie getoetst kan worden:
a) missie/maatschappelijke waarde;
b) middelen;
c) activiteiten/organisatie;
d) resultaten;
e) maatschappelijke impact;
f) governance;
g) verantwoording; en
h) belanghebbenden.
Differentiatie naar grootte
Binnen het validatiestelsel is gekozen voor een gedifferentieerde norm. Er worden vier categorieën instellingen onderscheiden:
A.
Organisaties met totale baten minder dan 100.000 euro behoren tot categorie A en vallen bij Algemeen Verbindend Verklaring onder de bagatelregeling, maar kunnen zich wel vrijwillig laten erkennen (schatting: ca. 10.000 instellingen). Andere kenmerken: 0-2 fte; enkele vrijwilligers; eenvoudige governance; enkelvoudige doelstelling; fondsenwerving in eigen kring.
B.
Organisaties met totale baten van minstens 100.000 euro, maar minder dan 500.000 euro behoren tot categorie B (schatting: ca. 5.000 instellingen). Andere kenmerken: 3 tot 5 fte; ca. 50 vrijwilligers; bestuur met 1 directeur; enkelvoudige doelstelling; lokale fondsenwerving.
C.
Organisaties met totale baten van minstens 500.000 euro, maar minder dan 2 miljoen euro behoren tot categorie C (schatting: ca. 1.000 instellingen). Overige kenmerken: 6 tot 14 fte; 50-200 vrijwilligers; bestuur met directeur en MT; doelstelling met meer activiteiten; beperkte anonieme fondsenwerving.
D.
Organisaties met totale baten van meer dan 2 miljoen euro behoren tot categorie D (schatting: ca. 300 instellingen). Overige kenmerken: meer dan 15 fte; meer dan 200 vrijwilligers; duidelijke functiescheiding besturen en toezichthouden; meerdere doelstellingen; anonieme fondsenwerving.
Dynamisch normenstelsel
Om het normenstelsel overzichtelijk en administratief beperkt te houden zal het stelsel dynamisch worden ingericht. Nieuwe normen kunnen periodiek worden toegevoegd en verouderde normen zullen verdwijnen.
>Hoe ziet het voorstel voor de nieuwe normen er concreet uit? Lees verder>>>
>CBF organiseert dialoogsessies over normen erkenningsregeling. Lees verder>>>
*Deze informatie is afkomstig uit het document ‘Normen erkenningsregeling’ van CBF, VFI en IF. Het betreft hier nadrukkelijk een conceptversie, die nog besproken moet worden met belanghebbenden, o.a. tijdens dialoogsessies. Het betreft hier dus een voorstel. Aan deze informatie kan geen enkel recht ontleend worden.
Validatie & Toezicht