‘Hoe bevalt het je daar?’, vroeg ik vlotjes, met mijn hoofd eigenlijk alweer onderweg naar de volgende overstap. S. zuchtte diep: ‘Ik ben net op weg naar huis. Hoeven we het er alsjeblieft even niet over te hebben?’ Ach ja, natuurlijk. Oxfam ligt onder vuur. Dat zal weinigen zijn ontgaan. Een van mijn eigen verse teamleden, onlangs nog aangetreden uit de corporate sector, viel er ook al over bij onze lunch. Want dat was nou juist een van de redenen dat ze zo graag voor een goed doel wou werken: ‘met héle andere mensen.’
En natuurlijk is dat onzin. Want ook de gemiddelde ontwikkelingsorganisatie wordt nu eenmaal niet bevolkt door perfecte prinsen en prinsessen. Maar eigenlijk heel gewoon, door goedbedoelende dwergjes. Sommigen zijn kaal. Anderen humeurig. Of onhandig, of vreselijk verlegen. Of soms somber. En nu blijken er dus ook in de goededoelenwereld duisterder dwergen te bestaan, die zich seksueel misdragen.
Zoals zo veel dingen in de sector werd ook dit probleem onmiddellijk zorgvuldig geteld. En bleek het wangedrag veel verder te voeren dan één uitermate lullig incident bij het Engelse Oxfam. Achtentwintig aan vergelijkbare toestanden te linken ontslagen bij het Rode Kruis, vierentwintig bij Artsen Zonder Grenzen, zes bij Plan, vijf bij Cordaid. En dat is waarschijnlijk nog maar een klein deel.
Ik snapte dus heel goed dat S. het op het station even niet over Oxfam wou hebben. Want hoe verleidelijk is het wel niet om meteen maar al die gevallen bij elkaar op te tellen tot één grote mislukking. En je dat niet zelf al deed, doen de trollen op de asociale media dat trouwens net zo graag voor je. Heus, ook ik weet hoe verleidelijk het is om het cynisme over de menselijke aard te laten zegevieren. Want dan hoef je ook niet meer ten strijde te trekken voor een betere wereld.
Francisco Goya maakte er in 1799 een ets van: ‘de slaap van de rede’ (zie illustratie hieronder). Omdat juist dát leidt tot de allergrootste monsters. Mijn favoriete zanger maakte daar op zijn beurt dan weer een lied van en juist daar houd ik me zelf aan vast, in dit soort situaties. Want natuurlijk zijn tegenslag en wangedrag van alle tijden. En diep van binnen wéét mijn ijzeren kern dat de tientallen misbruikverhalen een hele kleine, intens nare uitzondering vormen op wat er allemaal aan goeds gebeurt. Maar ze zorgen wel voor een intense vorm van metaalmoeheid.
Het aller-aller-moeilijkste om te doen is dan ook om vertrouwen te houden in de vooruitgang. Ons eigen cynisme is daarbij onze allergrootste vijand. Want als voorlopers stil gaan staan, stopt elke voorwaartse beweging. Dus toen S. op dat koude station vorige week zijn mobiele telefoon trok en me trots een plaatje liet zijn van zijn kersverse kinderschare, bekeek ik die liefdevol, maar veel te kort. Wat ik had móeten doen was een arm om hem heen slaan en hem moed inzingen. Dus S., deze is alsnog voor jou. En voor al die medestrijders die tijdelijk misschien even het licht niet meer zien. Hou vol.