De olifant van Theo Schuyt

29 juni 2016
Opinie | | Validatie & Toezicht

Niet veel aanwezigen hadden zich op voorhand verheugd op een goed gesprek over transparantie, maar de wens van Jan Jaap de Graeff om zijn afscheid als voorzitter van koepel Goede Doelen Nederland vorige week donderdag inhoudelijk luister bij te zetten met dit onderwerp, werd toch gerespecteerd. Transparantie? Die hadden we toch al afgevinkt? De wereld staat in brand. De Europese Unie implodeert. De vluchtelingen staan ontheemd aan onze poorten. De populisten ruiken bloed. En wij gaan het weer hebben over - so ten seconds ago - transparantie?
 
De Graeff kreeg toch een beetje gelijk, want transparantie als containerbegrip biedt stof tot veel existentiële discussies. Een mère á boire waarin dagvoorzitter Paul Laseur en zijn vijf gasten (Adriana Esmeijer, Jan Bauke Wijbrandi, Floris Italianer, Joost van Lanschot en Jan Jaap de Graeff) anderhalf uur ronddobberden in het Amsterdamse Vondel CS. Er werden veel verstandige en ook relativerende dingen gezegd en zelfs kwamen tal van praktische tips en adviezen voorbij hoe je het journaille het beste kunt dresseren. Formele transparantie werd als project 'klaar' afgezegend: we hebben intussen voldoende regeltjes en dode bomen-jaarverslagen en met een hip filmpje win je tegenwoordig eerder de Transparant Prijs dan met een telefoonboek. Transparantie begint nu door te slaan naar overregulering. Het is tijd voor een nieuw perspectief op het begrip en het was niet verwonderlijk dat juist een vertegenwoordiger uit de vermogensfondsenwereld het sein voor de tegenaanval gaf. FIN-voorzitter Joost van Lanschot - die ruiterlijk toegaf niet in het benauwde glazen huis van de publieksperceptie te hoeven opereren - stelde dat transparantie in elk geval al geen grondrecht is en 'proportioneel' moet worden ingezet. 'Proportioneel' is bijvoorbeeld niets vertellen over je steun aan democratische projecten in een dictatoriaal land. Maar ook: geen mededelingen doen over je privézaken, een domein dat door veel goede doelendirecteuren intussen is opengesteld onder druk van vragen van 'de pers' (en ja, die zat ook in de zaal, ze zitten overal).
 
Ronduit verbazingwekkend was het daarom dat bijna anderhalf uur van de discussie ging over hoe je met die vragen naar transparantie moet omgaan, maar niemand op het idee kwam om déze hamvraag te stellen: hoe komt het toch dat al die sensatiebeluste journalisten en kritische donateurs toch maar steeds weer beginnen over het salaris en de strijkstok en de bonnetjes...? Waarom zouden ze dat nou doen? Vast niet omdat het antwoord op die vragen al duidelijk is gegeven in alle nieuwe vormen van 'transparantie', waarover lang werd gedebatteerd. Daarmee werd de olifant in de kamer vorstelijk genegeerd: namelijk de collectieve transparantie. De collectieve beeldvorming zo u wilt. Geen ongepaste invalshoek bij het afscheid van een koepelvoorzitter. Alle organisaties kunnen intussen vast goed voor zichzelf opkomen, maar wie komt op voor het collectief?
 
Het was gastcolumnist Theo Schuyt die deze olifant niet alleen benoemde, maar ook nog even charmant in 300 woorden door de porseleinkast liet dansen. Transparantie heeft alles te maken met communicatie, aldus de filantropieprof. De sector heeft zich de laatste jaren gestort op de formele controle, met als kroonstuk het nieuwe validatiestelsel. Maar een heldere boodschap wat je als sector doet, die is er niet. Schuyt: 'Als de maatschappelijke legitimatievraag wordt gesteld, mogen de getroffenen zichzelf verdedigen.' Maar niemand verdedigt 'de sector'. Die communiceert niet, volgens Schuyt. En derhalve is ze (nog) niet transparant, ook al zijn de individuele leden dat vrijwel allemaal wél.
 
Critici popelen nu vast om Schuyt er fijntjes op te wijzen dat er geen 'sector' is: te heterogeen, te verdeeld, te veel tegenstrijdige belangen. Mmm. Maar er zijn wel brancheorganisaties die collectieve belangen behartigen tegen een niet geringe contributie...
We zijn er niet om de scheidend voorzitter al zijn indrukwekkende en aantoonbare bestuurlijke verdiensten voor de grootste en rijkste koepel in 'de sector' te ontnemen - verre van dat, De Graeff was een open en toegankelijk voorzitter - maar laten we het zo zeggen: voor zijn opvolger, Jan van Berkel, ligt er een prachtige opdracht. En dat lijkt me op zijn lijf geschreven: alle verhalen, waarvan hij zelf drie schitterende voorbeelden gaf in zijn openingswoord afgelopen donderdag, samen te smelten tot een overtuigend collectief verhaal. Inderdaad: de olifant van Theo Schuyt. Maar wel met dít advies: grijs mag en kan dat verhaal natuurlijk niet worden.