Langs de afgrond
Het is enige tijd nog spannend geweest of het tweejaarlijkse onderzoek ‘Geven in Nederland’ (GIN) dit jaar van start kon gaan. Het Ministerie van J&V wilde de komende drie edities graag opnieuw financieren, maar wel op voorwaarde dat de sector zelf de helft bijdroeg. Door de ondersteuning van Goede Doelen Nederland en enkele van haar leden, maar ook door vijf grote vermogensfondsen is het belangrijkste filantropieonderzoek van Nederland met piepende banden langs de afgrond toch nog op de weg gebleven en is GIN intussen weer opgestart. Dat is mooi, maar ook wel tekenend voor de moeite die de wetenschap moet doen om haar toegevoegde waarde te bewijzen voor een sector die au fond hopeloos versplinterd is. En de ironie: de academische hoogmis van onderzoek naar de kracht van burgerinitiatief wordt het trouwst ondersteund door… de overheid. Er is veel lippendienst aan het belang van onderzoek, maar het onderwerp kan in de praktijk dus maar met grote moeite de centripetale krachten in het maatschappelijk middenveld activeren. Een domein waar licht gemor over een bescheiden bijdrage van slechts €49 voor een Dag van de Filantropie laat zien dat naast de filantropische dominee de kruidenierende koopman helaas nooit ver weg is.World Cafés
Geen GIN dus afgelopen donderdag, maar wat dan wel? Het Centrum voor Filantropische Studies van de VU had een programma samengesteld met veel verschillende ingrediënten: de zogenoemde World Cafés waarin de deelnemers zelf mochten discussiëren over prangende thema’s; een plenair gedeelte met bevindingen daaruit; een stukje promotie voor de eigen opleidingen en, als kers op de taart, de oratie van René Bekkers.Op dat programma waren uiteindelijk een kleine honderd deelnemers afgekomen: ruim de helft minder dan op de Dag van de Filantropie in 2017 toen GIN werd gepresenteerd. Het creëerde daardoor een huiselijke sfeer - dat dan weer wel – waarbij misschien nog meer dan anders opviel dat er traditiegetrouw bij dit soort filantropie-bijeenkomsten relatief veel netwerkende adviseurs rondlopen.
Algemeenheden
Het principe van de World Cafés is simpel: zet 6 tot 8 deelnemers onder leiding van een inhoudsdeskundige sessieleider aan een tafel en discussieer met elkaar over actuele thema’s en stellingen rondom vrijwilligerswerk en nieuwe vormen van filantropie. Verzamel de bevindingen en rapporteer vervolgens plenair terug.Door de bonte verscheidenheid van het deelnemersveld kan dat mooie gesprekken opleveren en het biedt ook gelegenheid om onvermoede contacten te leggen. In de praktijk bleek de tijd van 15 minuten per tafelsessie voor een echt diepgaande uitwisseling van gedachten en meningen domweg te kort, waardoor veel bevindingen bleven steken in algemeenheden, zoals uit de rapportages van de sessieleiders bleek.
In het plenaire deel noemde Joost van Alkemade (NOV) over het deel gewijd aan ontwikkelingen in het vrijwilligerswerk een aantal aanbevelingen waar niemand bezwaar tegen zou kunnen hebben: vrijwilligersbeleid is een kwestie van lange adem; diversiteit in besturen (doorgaans vrijwilligers) is vitaal, vooral omdat jongere bestuurders ‘het echt anders doen’. Rode draad in de vrijwilligers-sessies: samenwerken is een must… Maar hoe je dat in een extreem heterogeen speelveld moet doen? Dat mochten de deelnemers er zelf bij bedenken.
Ook Paul Smeets (Universiteit Maastricht) moest zich in zijn samenvatting van de bevindingen uit de sessies over ‘nieuwe vormen van filantropie’ vooral beperken tot het stellen van vragen. Ja, we zien verschuivingen in de filantropie van geven naar investeren. Maar hoe wezenlijk zijn die verschuivingen? Maar gaan nieuwe, hybride vormen zoals ‘venture philanthropy’ ook werken voor kwetsbare doelgroepen en andere non donor/investment darlings?