Mecenaat-onderzoeker Renee Steenbergen riep vorige week in o.a. Volkskrant en NRC, maar ook tijdens de Dag van het Mecenaat in Utrecht, de cultuursector op in het geweer te komen tegen een calculerende overheid die de burgers ziet als een pinautomaat om de gekortwiekte cultuurbegroting weer particulier aan te zuiveren. Steenbergen hekelde opnieuw dit ‘instrumentalistische’ denken van Den Haag.
Het is van alle tijden dat cultuur bij een krimpende beurs ten offer valt aan nutsdenken. Kunst als kostenpost. En wie mocht denken dat alleen materialistische liberalen een monopolie op meer ‘markt in de cultuur’ hebben, moet nog eens de cultuurnota uit het begin van deze eeuw van PvdA-staatssecretaris Rick van der Ploeg lezen: daarin regent het al ‘meer ondernemerschap’, ‘een groter en diverser publiek’, ‘aandacht voor jongeren en minderheden’, ‘ruimte voor nieuwe initiatieven’, ‘meer educatie’.
Konden de maatregelen van Van der Ploeg destijds nog worden gezien als een logische reactie op het doorgeslagen staats-mecenaat die zelfs de socialisten te bar werd, intussen lijkt de slinger wel heel erg doorgeslagen naar de andere zijde: het lijkt wel alsof de kunsten nu nog uitsluitend op hun profijt en hun nut beoordeeld worden, niet alleen voor de economie, maar ook voor het onderwijs, het integratiebeleid, de stadontwikkeling, de democratie.
Hoog tijd dus om de slinger weer een duw terug te geven. Naast de discussie over cijfers mag het nu wel weer gaan over kunst zelf en over de betekenis ervan in de maatschappelijke context. En dus over de rolverdeling in de financiering tussen staat en burgers. En daar gaat de cultuursector nog een flinke kluif aan hebben, want meer dan ooit lijkt kunst – als gevolg van het utiliteitsdenken – geframed te worden als een typische bezigheid van ‘de elite’. Geen aantrekkelijke positie in de poolwind die populisme heet. Meer dan ooit zal daarom benadrukt moeten worden dat ‘kunst’ óók is: muziekles voor kinderen van ouders met een kleine beurs.
Als er weer een groots wenkend maatschappelijk of ideologisch perspectief wordt geschetst waarin kunst geen ‘commodity’ is, maar een basisbehoefte, kan er hopelijk een zinvolle discussie ontstaan over wie welke rekening betaalt. Overheid en mecenaat zijn, zoals Steenbergen terecht constateert, geen communicerende vaten. Filantropisch geld heeft een wezenlijk ander volume, andere herkomst, legitimiteit en invloed dan overheidsgeld. Het eerste is gebaseerd op particularisme, het tweede op het democratische gelijkheidsbeginsel. Alleen al om die reden is een substitutiegedachte niet alleen onrealistisch, maar ook hoogst onwenselijk vanuit een pluriforme democratie.
►Wilt u voortaan elke donderdagochtend het laatste nieuws, opinies en achtergronden over de wereld van doneren & sociaal investeren? Voor een geheel kosteloos abonnement op DDB Journaal: klik hier.
Cultuur