Op 11 maart jl. vond een historische gebeurtenis plaats: burgemeester Van der Laan en wethouder Van der Burg van Amsterdam sloten een convenant met het Landelijk Fondsenoverleg (onderdeel van de FIN) en spraken af de komende 10 jaar de samenwerking te verstevigen. Volgens FIN-voorzitter Rien van Gendt** betreft het een primeur in Nederland en zelfs in Europa. Betere samenwerking, betere kennisuitwisseling en gezamenlijke evaluatie in het maatschappelijk domein staan in het convenant centraal.
Door: Suzanne Kooij*
Doelgroep: meest kwetsbare Amsterdammers
B&W van Amsterdam en vermogensfondsen ontmoetten elkaar al eerder op 23 augustus 2013. Wethouder Van der Burg sprak toen zijn zorgen uit over de meest kwetsbare, arme en vereenzaamde inwoners van Amsterdam. Zij die nooit hun stem laten horen, maar die door de huidige versobering van voorzieningen enorm in de knel dreigen te raken. Juist bij de zorg voor deze inwoners van de stad ziet Van der Burg een grote meerwaarde in de samenwerking met fondsen.
Signalerende rol fondsen
Fondsen zijn in de haarvaten van de maatschappij actief en hebben veel expertise opgebouwd bij het bereiken van de meest kwetsbare groepen mensen. Hierdoor is regelmatig overleg en het delen van kennis en netwerken voor de overheid anno 2014 goud waard. Fondsen kunnen daarbij een belangrijke signalerende, innoverende en verbindende rol vervullen. Zij hebben al veel langer dan de overheid ervaring met het stimuleren en ondersteunen van vrijwilligerswerk, informele zorgnetwerken en mantelzorg. Anders dan vroeger het geval was, onderkent de gemeente Amsterdam deze signalerende rol van fondsen.
Bestrijding van sociaal isolement
Gemeente en fondsen zullen de komende jaren beide een antwoord proberen te vinden op de vraag hoe je in wijken met veel werkloosheid en armoede een 'acceptabel bestaan' kunt garanderen voor hulpbehoevende mensen. Hoe kan sociaal isolement bestreden worden wanneer de overheid meer aan de burgers zelf overlaat?
Couveusebaby
De eersteontmoeting tussen B&W van Amsterdam en het Landelijk Fondsenoverleg werd getriggerd door het onderzoek naar 'Maatschappelijke investeringen in Amsterdam door vermogensfondsen'. Uit dit onderzoek blijkt dat fondsen tussen 2007 en 2011 zeker 50 miljoen euro hebben geïnvesteerd in onmisbare voorzieningen voor de meest kwetsbare inwoners van Amsterdam.
Uit het ambtswoninggesprek dat afgelopen zomer plaatsvond, kwam de wens naar voren een convenant op lokaal niveau te sluiten, in analogie met het landelijk convenant 'Ruimte voor Geven' tussen het kabinet en de filantropische sector. Aldus geschiedde, en slechts zeven maanden later was de ondertekening van het convenant een feit. 'Hopen dat het geen 'couveusebaby' wordt', aldus Rogier Moulen Janssen, die het convenant ondertekende als voorzitter van het Landelijk Fondsenoverleg.
Doel en ambities
Doel en ambities van het convenant zijn vastgelegd in vier afspraken:
1. Afstemming: structuren voor het uitwisselen van kennis en informatie en het afstemmen van beleid en ontwikkelingen worden verbeterd.
2. Consultatie: de gemeente zal de vermogensfondsen tijdig in kennis stellen van voorgenomen beleid en wetgeving. Zo kunnen fondsen hier tijdig op inspelen. Omgekeerd zullen ook fondsen de gemeente op de hoogte stellen van wat er binnen de sector speelt.
3. Kennisdeling en het verduurzamen van projecten: fondsen en gemeente trekken samen op bij het inzicht krijgen in de effectiviteit van maatschappelijke interventies, en bespreken gezamenlijk hoe zij kunnen bijdragen aan de verduurzaming van succesvolle initiatieven.
4. Het delen van elkaars netwerken.
Trots op samenwerking
De bekrachtiging en ondertekening van het convenant vond plaats in de Amsterdamse Stopera. VBurgemeester van der Laan zei trots te zijn op de samenwerking met maatschappelijke partners, en vertelde over de voorbeeldfunctie die Amsterdam hiermee ook in het buitenland vervult.
Wethouder van der Burg beklemtoonde dat dit met name een feestelijk moment is voor de mensen die echt hulp nodig hebben, zij die tussen wal en schip vallen. Ook beklemtoonde hij dat de overheid zeer veel belang hecht aan het convenant en dat B&W absoluut willen investeren in de relatie.
Bedrijven derde partner
Rien van Gendt stelde voor een derde partij aan het convenant toe te voegen, namelijk het bedrijfsleven. Hij ging in op de unieke eigenschappen van overheid, private fondsen en bedrijfsleven bij het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving. Waar de overheid gemakkelijker kan zorgen voor structurele financiering en schaalgrootte, kunnen fondsen de 'wild card' spelen, vernieuwend bezig zijn, maatschappelijke experimenten mogelijk maken en risico's nemen.
Wordt vervolgd?
Tot slot, bedankte Moulen Janssen de betrokken ambtenaren voor de constructieve samenwerking. ’We hopen dat ook in andere gemeenten vergelijkbare convenanten afgesloten worden.’
* Suzanne Kooij is werkzaam bij het vermogensfonds Stichting Hulp na Onderzoek, en heeft daarnaast haar eigen onderzoeks- en adviesbureau Ars memorandi. Zij schreef de tekst van het Amsterdamse convenant samen met Frieda de Pater (Stichting RCOAK) en Joost van Hövell (DWZS Gemeente Amsterdam). Deze tekst is ook gepubliceerd in de nieuwsbrief van FIN, koepel van vermogensfondsen.
Voor het hoofdredactionele commentaar op de ondertekening van dit convenant onder de titel ‘Substitutie-reflex’ door Edwin Venema: klik hier.
**
Tekst uitgesproken door Rien van Gendt, voorzitter FIN bij de ondertekening Convenant Gemeente Amsterdam en Charitatieve Vermogensfondsen, 11 Maart 2014
Amsterdam is de eerste gemeente in Nederland die een convenant sluit met de vermogensfondsen. In mijn ogen is het ook een unieke situatie in Europa dat iets dergelijks gebeurt.
Ik wil twee opmerkingen maken. Allereerst: de ene partij (de vermogensfondsen) moet niet in de plaats treden van de andere partij (de overheid); het zijn geen communicerende vaten in tijden van bezuinigingen, maar de lokale overheid en de fondsenwereld kunnen vaak complementair werken: partijen die elkaar versterken. Ik kom daar op terug.
Mijn tweede opmerking is dat het wenselijk zou zijn om een derde partij toe te voegen aan een dergelijk samenwerkingsverband, namelijk het bedrijfsleven in Amsterdam.
Als je elkaar wilt versterken, is het essentieel dat je je goed bewust bent van de unieke eigenschappen die overheid, private fondsen en bedrijfsleven hebben als het gaat om het oplossen van maatschappelijke problemen of, breder gesteld, het verbeteren van de kwaliteit van de samenleving. Laat mij een paar unieke eigenschappen van de drie partijen noemen, waardoor de wenselijkheid van een samenwerking wordt geaccentueerd.
De unieke eigenschappen van de overheid (in dit geval de lokale overheid) hebben te maken met de publieke legitimering van wat zij doen, activiteiten en initiatieven zijn het resultaat van democratische processen. De overheid kan in tegenstelling tot de andere twee partijen makkelijker zorgen voor structurele financiering. Ook kan de overheid zorgen voor schaalgrootte, zodat initiatieven niet beperkt blijven tot een enkele wijk maar betrekking hebben op de stad.
De unieke eigenschappen van private fondsen zijn nu juist dat er geen democratische processen zijn, die leiden tot dat wat zij doen. Echter zij weten het gebrek aan democratische accountability te transformeren tot een voordeel. Fondsen kunnen namelijk controversiële publieke goederen financieren die door de mediane stemgerechtigde burger wellicht niet worden ondersteund maar wel tegemoet komen aan de diversiteit van preferenties onder de bevolking. Fondsen kunnen de ‘wild card’ spelen, vernieuwend bezig zijn en maatschappelijke experimenten mogelijk maken, risico’s nemen (IMC Weekendschool is goed voorbeeld: voor een overheid zou het moeilijk zijn om onderwijs op Zondag te geven, om kinderen toe te laten op grond van motivatie en om dit soort onderwijs slechts op 3 plaatsten in Amsterdam aan te bieden). Een uniek kenmerk van fondsen is ook dat ze de haarvaten van de civil society kennen, ze staan niet op afstand. En tenslotte dragen zij bij aan de pluriformiteit van de samenleving door andere benaderingen te kiezen dan een overheid wellicht doet.
Tenslotte het bedrijfsleven. Bedrijven functioneren niet in isolement van hun omgeving, er is een geweldige betrokkenheid bij de maatschappij en vooral de lokale gemeenschap, kijk naar o.a. IMC, G Star en IBM in Amsterdam.
De unieke kenmerken van het bedrijfsleven in een partnership hebben te maken met het feit dat zij veel meer kunnen bieden dan cash donaties, hun benadering zal veel eerder dan bij fondsen het karakter hebben van maatschappelijke investeringen. Leningen en garanties worden vertrekt in plaats van donaties, zij zullen vaak ook meer geëngageerd zijn (enkele projecten steunen in plaats van vele), en zij zullen niet-financiële steun aanbieden op allerlei terreinen, zoals marketing, cash management; kortom zij kunnen bijdragen aan de professionalisering van maatschappelijke organisaties. Een uniek kenmerk van het bedrijfsleven is, dat er behalve de rol, die wordt gespeeld door de leiding/het management, een belangrijke inbreng kan zijn vanuit het personeel, die trots is dat hun bedrijf beseft dat er meer is dan groei, marktaandeel en winst.
Tenslotte: wat vraagt het voor de interactie van overheid, fondsen en bedrijfsleven om succesvol te zijn? Allereerst is dat: respect voor de individuele unieke kenmerken van de drie partijen. In de tweede plaats is dat een overheid, die een ‘mindset’ heeft waarbij het accent in de regelgeving niet alleen ligt op het voorkomen van misbruik, maar waarbij er ook nadrukkelijk oog is voor de fantastische dingen die met privaat geld kunnen worden gedaan voor de publieke zaak. Immers de overheid heeft geen monopolie op het algemeen belang. Complementariteit tussen lokale overheid, fondsen en bedrijfsleven leidt tot betere oplossingen voor maatschappelijke vraagstukken. Partnerships staan toe dat oplossingen worden gevonden, die niet hadden kunnen worden gerealiseerd door de individuele partijen
Ik wens U veel succes met het implementeren van dit Convenant
Rien van Gendt
Vermogensfondsen