Preventie van chronische ziekten is sinds 2011 het grootste onderwerp op de internationale gezondheidsagenda, maar ik kan me niet herinneren er veel over gelezen te hebben in de Nederlandse kranten.
In september 2011 werd voorafgaand aan de jaarvergadering van de Verenigde Naties in New York een top gehouden van alle regeringsleiders over de zogenaamde Non-Communicable Diseases, oftewel de chronische ziekten. Het onderwerp was op de VN-agenda gekomen door een goed gecoördineerde actie van de landen in het Caribisch gebied. Normaal gesproken gaat hier een lang onderhandelingsproces aan vooraf om een datum te bepalen, het type bijeenkomst, hoe het wordt voorbereid, welke landen daar het voortouw nemen en ten slotte, wie de voorzitter mag zijn van de verschillende sessies. Deze top kwam er dus snel en het was pas de tweede keer dat de VN op dit niveau over een gezondheidsonderwerp spraken, na een eerdere top over HIV/Aids.
De eerste oproep voor de top kwam van drie samenwerkende internationale non-profitorganisaties op het gebied van diabetes, kanker en hart- en vaatziekten in 2009. Een jaar later werd deze groep aangevuld met de federatie voor de longziekten. Deze vier vormden de NCD Alliance, een informeel samenwerkingsverband gebaseerd op een Memorandum of Understanding. Al snel werd het de meest krachtige civil society-organisatie op het gebied van de gezondheidszorg.
De top concentreerde zich op dezelfde vier ziektebeelden als vertegenwoordigd in de NCD Alliance. De belangrijkste reden was dat deze allemaal dezelfde risicofactoren delen: het risico op de vier ziekten wordt vergroot door roken, overmatig alcoholgebruik, gebrek aan beweging en een ongezond dieet met bijvoorbeeld te veel suiker en zout. Naar schatting stierven in 2011 wereldwijd 36 miljoen mensen aan deze ziekten, waarvan 8 miljoen voor hun 60e levensjaar. De top concentreerde zich op deze groep en werd het eens over een aantal maatregelen dat ieder land zou moeten nemen en die door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) zouden worden gecoördineerd.
De WHO heeft een aantal tussenrapportages gepresenteerd waaruit bleek dat de invoering van het beleid nog niet erg opschoot. Inmiddels is mijn indruk dat het de laatste twee jaar iets beter gaat, met name ook omdat de NCD-doelen zijn ingebracht in de Sustainable Development Goals (SDGs) waarover de Verenigde Naties het in 2015 eens werden. Dit proces kreeg wereldwijd veel meer aandacht en de doelen worden in toenemende mate omarmd door het bedrijfsleven, waardoor er een sterkere basis is om ze te realiseren.
Van meet af aan hebben vele partijen zich met dit onderwerp bemoeid en waren er twee zware punten van kritiek. Het ene was dat de focus wel heel erg lag op vier ziektegebieden en niet op tal van andere chronische aandoeningen waar ook veel mensen hinder van ondervinden of zelfs aan overlijden. Het tweede was het gevoel dat met de nadruk op de groep onder de 60 er sprake was van leeftijdsdiscriminatie. Alsof het minder erg is als je aan kanker overlijdt op de leeftijd van 65 of 70 jaar.
Vanuit mijn organisatie, Alzheimer’s Disease International (ADI), hebben we hard gewerkt voor de erkenning dat Alzheimer en andere hersenziekten en psychische ziekten ook een plek moesten krijgen in het proces. Na een intensieve lobby met ruim tien andere internationale organisaties, vooral op gebied van ouderen, lukte het om een paragraaf aanvaard te krijgen in de slotverklaring (paragraaf 18). Het bleek in eerste instantie een Pyrrhusoverwinning, want in de uitwerking werd er niets met deze paragraaf gedaan, anders dan wat obligate teksten in de bijlage van het uitwerkingsplan van de WHO.
Toch zijn er wel wat zaadjes geplant en is er in 2013 een Mental Health Action Plan gekomen bij de WHO in 2013 en een Global Action Plan on Dementia in 2017. Ook is ADI in 2014 uitgenodigd lid te worden van de stuurgroep van de NCD Alliance om zo een vijfde ziektegebied toe te voegen aan de andere vier. In 2017 is de NCD Alliance een juridische entiteit geworden en nu kunnen ook anderen zich aansluiten en deelnemen aan het bestuur van de organisatie. Ten slotte is in de formulering van de Sustainable Development Goals veel meer aandacht voor een evenwichtige behandeling van alle leeftijdscategorieën.
In Nederland is er sinds 2014 op dit gebied een Nationaal Preventie Programma. Maatregelen tegen het roken trekken in de media altijd de meeste aandacht en het is ook een gebied waar veel winst is te behalen. Maar er zijn veel meer terreinen die de moeite waard zijn. Het stimuleren van bewegen kan niet jong genoeg beginnen en bewegen heeft een positief effect op allerlei lichaamsfuncties, niet in de laatste plaats op de hersenen. We hebben nogal eens bewindslieden op VWS gehad die bang waren om te ‘betuttelen’ en daarom niet veel aandacht schonken aan preventie. Hopelijk lift Nederland de komende jaren mee op de internationale stroom. In 2018 is er weer een VN-top over dit onderwerp om te zien waar we staan.
In veel landen zijn nationale NCD Alliances ontstaan, om druk uit te oefenen op hun regeringen en beleidsmakers. In Nederland hebben we al jaren zo’n overleg van de gezondheidsfondsen. Ik neem aan dat die net zo’n rol spelen, grotendeels achter de schermen. De inzet van de ‘Civil Society’ is cruciaal om maatschappelijke veranderingen tot stand te brengen.
Internationale filantropie