In de ban van risico-vermijding
Eén ding was duidelijk: de organisatie had allerlei kritiek op de laatste CS-congressen ter harte genomen. Er was meer diversiteit in onderwerpen, prima plenaire sessies en meer buitenlandse elementen. Plus een echt inspirerend Diner Pensant met theoloog Eduard Kimman., dat helaas maar voor weinigen was weggelegd (klik hier voor de column van Fons van Rooij over het Diner Pensant).
Ook het thema "Moed: durf te geven" bleek veelzijdiger dan het wat risicoloze "Passie" van vorig jaar. Dit jaar veel minder oeverloze ontboezemingen over persoonlijke drijfveren, maar een paar mooie, concrete voorbeelden over wat moed voor een organisatie, een initiatief en voor een hele sector kan betekenen. Al had dat laatste nog wel wat nadrukkelijke gekund.
Gosse Bosma (voorzitter Stichting Civil Society) opende het congres met de oproep om als sector meer lef te tonen. Heb de moed om indien nodig je koers te wijzigen, ondanks de zich steeds verder opstapelende regelgeving. Hoe belangrijk regels ook zijn: nu komt het aan op keuzes maken, op creativiteit. De hele sector is in de ban van het voorkomen van risico's geraakt. Per definitie niet moedig.
Hét advies: "Je oor aan de grond leggen"
Rien van Gendt (directeur Van Leer Group Foundation) definieerde moed vooral als out of the box durven denken in een verrassend veelzijdige "talkshow"-sessie met Jacobine Geel. Van Gendt ontpopte zich net als vorige maand in Brussel (zie FM's verslag van de toespraak van Van Gendt: klik hier) als een bruggenbouwer met een brede visie op de civil society. Corporate philanthropy is nogal veranderd, betoogde hij: bedrijven kiezen nu voor filantropie die meer is dan geld alleen. Als twee kanten van een medaille moeten de core business van een bedrijf en de filantropische activiteiten bij elkaar horen. Van Gendt: ‘Waarde toevoegen, daar gaat het om in het bedrijfsleven, ook bij corporate philantropy. Dat betekent risico's nemen. En nooit bang zijn voor de publieke opinie.'
Van Gendt ziet een trend: de ondernemer komt de filantropische wereld binnen. Dat heeft voordelen, zoals meer dynamiek en resultaatgerichtheid. Maar anderzijds willen ondernemers vaak te snel output zien en zijn ze geneigd voor de korte-termijnsuccessen te gaan. Dat staat soms haaks op de continuïteit die ideële organisaties nastreven.
Van Gendt introduceerde vervolgens een aantal gasten die enkele inspirerende voorbeelden van out of the box denken en wél risico's durven nemen, presenteerden. Projecten met Palestijnse politieke gevangenen en zeer behoudende Joodse kolonisten bijvoorbeeld. En het Burgerbuddy-project, waarbij politici een half jaar een meedenkende burger naast zich krijgen. ‘Ideaal voor iedereen die een beetje wereldvreemd is geworden.'
Of de succesvolle Weekendschool, waarbij leergierige kinderen uit achterstandswijken een paar jaar lang elke zondag kennismaken met inspirerende professionals uit allerlei sectoren. Geen enkel bedrijf of persoon heeft tot nog toe geweigerd mee te werken aan de Weekendschool. Wel heeft de Onderwijsinspectie zich al gemeld, ‘met een stapel formulieren'.
Wanneer de overheid erbij betrekken?
Van Gendt noemde dat een cruciaal punt in elk project: ‘Wanneer betrek je de overheid erbij? Dat is niet zelden de dood van een mooi project.' Maar als een initiatief groeit en meer infrastructuur nodig heeft, is de overheid onmisbaar.
Ook Ronald van der Giessen van het Oranjefonds (gefuseerd met Julianafonds) heeft moed getoond: zonder externe adviseurs is de eigen organisatie grondig tegen het licht gehouden. Van Gendt: ‘jezelf aanpakken, daar zijn we als filantropen niet altijd even sterk in.'
De pakkendste oneliner van Van Gendt: ‘Je moet je oor aan de grond leggen.' Luisteren is het allerbelangrijkste voor elke filantroop. Jij krijgt een goed gevoel van geven, maar heb je die ander wel werkelijk geholpen? Heb je geluisterd naar wat die ander écht nodig had?' Een lening of een garantie is vaak meer hulp dan een gift.
Spectaculaire plenaire sessies
De tweede plenaire sessie ging vooral over het karakter van de civil society. Dat verschilt nogal in Europa en de VS. De Amerikaanse politicoloog/filosoof Benjamin Barber (auteur van Jihad versus McWorld) waste ons de oren. Niet zo sterk op de overheid leunen, Europeanen! (voor een verslag van het betoog van Barber: klik hier).
Arnold Vanderlyde startte de tweede dag met een onderhoudende, maar flinterdunne presentatie. Moed is fighting spirit, aldus Vanderlyde in een glad, cliché-betoog. Dat eigenlijk alleen overtuigde toen hij over zijn eigen ervaringen als beginnend boksertje sprak. Bottom line: Je moet fighting spirit hebben en je doel kennen, maar vooral: genieten van het proces.'
"Agents of change"
De slotsessie ging gelukkig wat dieper. Irene Kahn, secretaris-generaal van Amnesty International en bekend van haar uitspraak dat Guantanamo Bay hetzelfde is als de Stalins Goelag Archipel, presenteerde op indrukwekkende wijze een aantal voorbeelden van moed, waarbij de zaal stilviel. Vluchtelingen, politieke gevangenen, mishandelde vrouwen (een groot verborgen schandaal, aldus Kahn), wat betekent onze moed vergeleken bij het lot en de kracht van deze mensen? Kahn moedigde ons aan allemaal ‘agents of change' te zijn. Samen kunnen we zorgen voor meer hoop en minder angst, want dat is de wortel van veel onrecht.
Testosteron-optreden
Kahns sobere betoog stak schril af bij het spectaculaire verhaal van Zuid-/Noordpoolwandelaar Robert Swan. Swan kwam er rond voor uit dat hij oorspronkelijk niet gedreven werd door idealisme, maar allereerst door zin in avontuur. Pas toen hij in contact kwam met de overweldigende en kwetsbare natuur van de poolgebieden, begin zijn kruistocht tegen klimaatverandering. Uiteindelijk sprak hij in 1992 zelfs de eerste Top over het Milieu in Rio de Janeiro toe. Sindsdien combineert Swan het ene na het andere goede doel met zijn reisdrift: zeilboten bouwen en bevaren met kansarme Afrikanen, werken met internationale jongerengroepen, etc. etc. Een mooie uitsmijter, dat zeker, maar wel wat jammer dat Swans testosteron-optreden de voorgaande spreekster een beetje deed vervagen.
Nog een hele kluif
Naast de plenaire sessies waren er natuurlijk parallelsessies en voor het eerst masterclasses.
De geluiden van de deelnemers hierover waren zeer wisselend: goede, praktische en inspirerende sessies werden afgewisseld met enkele evidente missers. Daar dachten de inleiders er zelf met een doorsnee-presentatietje vanaf te kunnen komen, terwijl de congresdeelnemers hongerend naar diepgang en concrete adviezen soms teleurgesteld afdropen. Aan het probleem van briefing en kwaliteitsbewaking zal de congresorganisatie nog wel een hele kluif hebben met zoveel parallelsessies. En vooral met de ambitie om het congres naar twee kanten te laten uitgroeien: in de breedte voor alle deelnemers, ongeacht hun rol in de civil society, en in de diepte voor de onderscheiden professionals in de sector. Brede inspiratie juist gecombineerd met vakmatige diepgang, daaraan lijkt behoefte. Want hoe kunnen wij, als vermogensbeheerder, fondsenwerver, brancheorganisatie, directeur of bestuurder van een klein of groot initiatief, direct zélf moedig zijn? Hoe pak je zaken aan als je geen Zuidpoolwandelaar, baas van Amnesty, adviseur van Clinton of ex-topbokser bent? Genoeg te doen op een volgend Civil Society congres, waarvoor de organisator Stichting Civil Society de deelnemers middels een flyer en www.civilsociety.nl om input vroeg.
Het eindoordeel: een goed en geslaagd congres, hopelijk volgend jaar nog breder, maar vooral dieper. De groei in de breedte is in gang gezet, maar volgend jaar nu écht die grote bedrijven, de kerken en andere representanten uit het maatschappelijk middenveld graag. Voor de groei in de diepte, waardoor Civil Society meer ook een vakcongres met meerwaarde wordt voor de onderscheiden achterbannen van de organiserende koepels, is er nog veel huiswerk te doen.
10/5