Diegenen die het Civil Society Congres 2006 bezochten, hebben het vast opgemerkt: het zag nogal bleekjes. Hiermee doel ik op de etniciteit van de aanwezigen. Alle acties om personen met andere etniciteiten aan te trekken, zoals het beschikbaar stellen van de Civil Society Scholarship en de sessie ‘Hoe gul zijn nieuwe Nederlanders?', hebben niet mogen baten. Ook mijn eigen inbreng, het attenderen van bijna dertig migrantenorganisaties op het congres, heeft niet geholpen.
Daar kunnen verschillende redenen voor zijn. Misschien is honderd euro (de prijs van een gesponsorde dagkaart) nog te veel voor migrantenorganisaties. Misschien zijn er andere manieren en personen nodig om migrantenorganisaties te mobiliseren voor Civil Society.
Hoe dan ook, het congres heeft desondanks wel bijgedragen aan de kennisontwikkeling over etnische filantropie, oftewel het geefgedrag van migranten. De uitspraak "je oor tegen de grond leggen" van de heer Van Gendt in de openingssessie op 13 juni is een treffend voorbeeld. Door als Nederlandse organisatie in het buitenland de westerse perceptie opzij te zetten en te luisteren naar de gebruiken en gewoontes van het gastland, zou er een goede samenwerking kunnen ontstaan.
Maar hoe zit het met de onderlinge communicatie tussen verschillende etniciteiten in ons eigen land ? In de sessie ‘Hoe gul zijn nieuwe Nederlanders?', hebben de heren Veldhuysen van Forum en Baba van het Marokko Fonds dit onderwerp aangesneden. Een opvallend gegeven: er is nog nauwelijks contact bestaat tussen Nederlandse en migrantenorganisaties. Veel deelnemers aan de sessie hadden geen idee hoe ze nieuwe Nederlanders en hun organisaties het beste kunnen benaderen.
Het liefst ziet men een to do-list verschijnen met tien concrete handelingen die ingezet en afgevinkt kunnen worden om het contact met bijvoorbeeld de Turkse achterban te doen ontstaan. Zijn mensen onderling dus z over van elkaar verwijderd dat er een handboek nodig is voor interculturele communicatie in de filantropische sector? Heeft niemand dan bekenden met een andere etniciteit aan wie een mening kan worden gevraagd? Blijkbaar wacht men graag op initiatieven van organisaties die wel hun nek durven uit te steken door een gedeelte van het marketingbudget aan deze doelgroepen te besteden. Een initiatief dat tijdens de sessie goed werd ontvangen waren de ROC-stagières waarmee KWF Kankerbestrijding goede ervaringen heeft. Gretig werden er na afloop van de sessie naamkaartjes ingeleverd om verdere informatie te ontvangen. Kortom, in de filantropsche sector lijkt behoefte aan iemand die het voortouw neemt om de afstand tussen goede doelen en de donateurs met een niet-Nederlandse afkomst te overbruggen. Maar zoals al werd geconcludeerd tijdens de sessie, nieuwe Nederlanders benaderen is maatwerk. Het vergt interesse in en kennis van de overige culturen die Nederland rijk is en niet te vergeten een dosis moed.
De vraag is: wie durft?
Jessica Egelie is onderzoeker etnische filantropie aan de Vrije Universiteit te Amsterdam
De Dikke Blauwe