De rol van private fondsen – zowel goede doelen als vermogensfondsen – ondergaat de laatste jaren een steeds zichtbaarder transitie. De tijd dat een vermogensfonds uitsluitend een ‘grantmaker’ was en een goed doel hoofdzakelijk een tussenstation voor donateursgeld lijkt voor een weliswaar nog kleine, maar zeer vocale kopgroep van fondsen in onze sector voorbij. Zij stellen hun maatschappelijke opdracht veel nadrukkelijker centraal en leiden daar hun activiteiten uit af: niet omgekeerd. Dat betekent onder andere beïnvloeding van de politieke besluitvorming op lokaal en nationaal niveau: rechtstreeks, of door middel van publiekscampagnes om de electorale wal het schip te laten keren. De toon kan daarbij variëren van activistisch-confronterend tot coöperatief, gericht op al dan niet tijdelijke allianties in de driehoek overheid-markt en civil society.
Vooral bij de fondsenwervende goede doelen vindt er een verschuiving plaats in de relatie met de klassieke achterban: van donateurs naar ‘maatschappelijke aandeelhouders’. Dat gebeurt tegen de achtergrond van een fundraisingcultuur die overduidelijk aan het einde van zijn levenscyclus is gekomen. De nieuwe aandeelhouders willen gedeelde idealen best blijven financieren, maar dan wel ter vervulling van de maatschappelijke opdracht en zeker niet ter vervulling van een anoniem giroputje.
Het is niet gezegd dat de fondsen daarbij zelf voor de uitvoering verantwoordelijk hoeven te zijn. Hun toekomst ligt meer in hun spilfunctie: het in verbinding stellen van mensen, ideeën, organisaties en kapitaal. Daarmee zijn ze naast bruggenbouwer idealiter startmotor, vliegwiel en hefboom.
Betekent deze ontwikkeling dat de ‘oude filantropie’ heeft afgedaan? Zoals bij elke grote verandering of innovatie is de uitdaging om het goede uit het verleden te behouden - met respect voor de wortels - maar tegelijkertijd zeer actief te werken aan die nieuwe paradigma’s. Dat schuurt uit de aard van de zaak. Het verklaart waarom veel grote innovaties toch via een zogenoemde greenfield operation – met een nieuwe, diverse en door het verleden onbelaste club mensen – van de grond moeten komen.
Daarnaast zal er voorlopig zeker ruimte blijven voor organisaties die blijven doen wat ze al jaren doen, maar een duurzame strategie is het zeker niet. Ook de nieuwste uitkomsten van het onderzoek ‘Geven in Nederland’ die binnenkort bekend worden gemaakt zullen dat weer onderschrijven. Deze langdurige trend kan en mag voor niemand in onze sector meer een verrassing zijn. Bruggen en hefbomen: geen betere beelden dan ouderwetse om de onvermijdelijke moderniteit te schetsen.
Vermogensfondsen