Een week geleden was ik te gast op wat wel het stilste plekje van hartje Amsterdam moet zijn; in het hofje Liefde is het Fondament van de stichting RCOAK. Het Roomsch Catholijk Oude Armen Kantoor werd opgericht in de 17e eeuw met als belangrijkste taak de armoedebestrijding in Amsterdam. Helaas is dat nu actueler dan ooit.
In de vergaderruimte waar ik zat – en die was niet overdreven groot – woonden in de 17e eeuw maar liefst 25 oude vrouwen dicht op elkaars lip. Met alle gevolgen van dien, dus werd het hofje in de volksmond ook wel het Hofje van Haat en Nijd genoemd. De vrome rooms-katholieke vrouwen waren huishoudster geweest van gezinnen of pastoors en konden op deze plek hun oude dag doorbrengen. Ze werden door RCOAK geholpen in hun broodnood. Maar wie denkt dat broodnood iets is van 400 jaar geleden, vergeet het maar. Hongerbestrijding is dankzij corona actueler dan ooit. Ik vond het schokkend om te horen dat zonder de hulp van fondsen, burgerinitiatieven en het Rode Kruis, zo'n zeventienduizend mensen honger zouden lijden in de stad Amsterdam.
In het interview met Frieda de Pater en Suzanne Kooij in dit DDB Journaal, kun je lezen hoe onmisbaar fondsen zijn voor de overheid. Bij acute problemen is vrij geld, geld zonder bureaucratie, cruciaal vanwege de slagkracht en het vermogen om maatwerk te kunnen leveren. Ook bij het signaleren en formuleren van structurele problemen zijn fondsen essentieel. Dat overheid en fondsen elkaar kunnen vinden, en dat er meer erkenning komt vanuit de overheid voor de filantropiesector als partner in sociale en maatschappelijke kwesties, lijkt urgenter dan ooit.
Bronnen: Suzanne Kooij en Frieda de Pater
Marjolein van Asdonck, hoofdredacteur De Dikke Blauwe
Vermogensfondsen