Vorig jaar daagden wij in ons jaarboek De Dikke Blauwe de onderzoekers van Geven In Nederland uit om de uitkomsten van hun Geven In Nederland-onderzoek voor de buitenwereld wat beter te duiden. Het GIN-gebouw kent namelijk twee zeer zwakke pijlers: inkomsten van vermogensfondsen en nalatenschappen. En het moet gezegd: het team van prof. Bekkers doet dit keer extra moeite om die constructiefout helder toe te lichten en duidelijk te maken dat het ‘eindbedrag’ van GIN - €4,4 miljard - een absolute ondergrens is en ‘een schatting aan de lage kant.’
Dat lijkt ons een eufemisme, want nog steeds kan GIN geen chocola maken van de bijdragen uit nalatenschappen* en vermogensfondsen en gaat iedereen aan de haal met die 4,4 miljard.
Al twintig jaar probeert GIN de vermogensfondsen te bewegen meer transparant te zijn, maar ze willen niet of ze kunnen niet. Wie een middagje spreekt met zowel insiders uit de wereld van vermogensfondsen zelf, als hun vermogensbeheerders (zoals private bankers) krijgt een dramatisch afwijkend beeld. Alleen al de leden van FIN (300 fondsen) beheren samen zo’n €50 tot €60 miljard. En dan rekenen we de naar schatting 1.700 overige, vaak kleine vermogensfondsen (goed voor nog eens €20 miljard) voor het gemak maar even niet mee. Bij een historisch gemiddelde van 4% aan jaarlijkse giften op deze bronvermogens betekent dat een uitkering aan de doelstelling die zoveel hoger uitkomt dan de €290 miljoen die GIN2015 nu uitspuugt, dat een ‘schatting aan de lage kant’ het predikaat ‘eufemisme’ niet eens verdient. Eerlijker zou zijn: we don’t have a clue.
Natuurlijk snappen wij dat wetenschappers zich niet moeten baseren op hearsay of een sigarendoosberekening van Filanthropium, maar op de droge feiten. Dat betekent dat na twintig jaar Geven In Nederland die feiten nu eindelijk maar eens boven tafel moeten komen: het liefst allemaal.
Daarvoor dragen wij als sector en stuurlui aan wal ook verantwoordelijkheid. Bijvoorbeeld door meer financiële middelen om beter onderzoek te kunnen doen, maar ook door meer transparantie over onze maatschappelijke investeringen. De vermogensfondsen voorop.
Waarom? Dat is in het belang van de gehele sector, die zich nog te vaak laat wegzetten als de macro-economische peuter in onze maatschappelijke ballenbak: ‘0,7% van het BBP, ah gut’.
Willen we een bijdrage leveren aan het oplossen van complexe, maatschappelijke problemen dan is het wel belangrijk dat we beter weten wat ons altruïstisch potentieel is. Handig ook voor de overheid die de participerende burger zo graag inschakelt. Of voor het partnerende bedrijfsleven.
Willen we onszelf als maatschappelijke actoren serieus nemen – dus niet als bed, bad & brood-faciliteit voor een uitgerangeerde verzorgingsstaat – dan moeten we ook met de billen bloot. GIN2017: nieuwe ronde, echte getallen.
* Ook de schatting van nalatenschappen is een zwak punt door het ontbreken van volledige cijfers, maar dat laten wij for argument’s sake hier even zitten; maar N=196 fondswervende instellingen, en ook nog zonder non-profits en kerken… misschien kun je hier beter zeggen: we don’t have a clue…
Wetenschap & Onderzoek