In het eerste jaar van mijn bachelor moest ik 'Inferentiële statistiek in Politicologisch onderzoek' lezen, een syllabus op A4-formaat met groene kaft geschreven door de oude methodendocent Gert de Bruin. Het vak Onderzoeksmethoden was op mijn opleiding een struikelblok van formaat waarbij meer dan de helft van de studenten zakte voor het tentamen. Toch ging het over de belangrijkste taak van kwantitatief onderzoek: uitspraken doen over de hele bevolking terwijl we geen cijfers hebben van de hele bevolking.
Ook aan de Vrije Universiteit worstelen we voortdurend met het zo goed mogelijk schatten van het geefgedrag van alle Nederlanders, zeker nu de voorbereidingen voor Geven in Nederland 2015 in volle gang zijn.
In het boek doen we aan de hand van zo veel mogelijk betrouwbare informatie uitspraken over filantropie in Nederland, maar dit wordt bemoeilijkt door zwarte gaten in de verschillende databases. Zo hebben we geen zicht op nalatenschappen aan religieuze instellingen en werd in de eerste editie van De Dikke Blauwe terecht opgemerkt dat we de bijdragen van vermogensfondsen waarschijnlijk fors onderschatten.
De totale giften van huishoudens schatten we op basis van een grootschalige enquête. Nieuw dit jaar is de integratie van vermogende Nederlanders die we hebben benaderd met een extra vragenlijst. Deze groep is belangrijk omdat een kleine groep grote donateurs verantwoordelijk is voor een groot deel van het totale bedrag dat gegeven wordt.
Maar hoe tel je deze mensen mee? We kunnen niet simpelweg een gemiddelde nemen van alle respondenten die we hebben, want dan trekt de extra vermogendensteekproef het gemiddelde te veel omhoog. Bovendien: misschien doen er vooral mensen aan ons onderzoek mee die goede doelen erg belangrijk vinden waardoor er relatief veel grote gevers in de steekproef zitten.
Voor een meer valide totaalschatting kun je gebruik maken van cijfers die wel bekend zijn voor de totale bevolking. Zo weten we hoeveel mannen en vrouwen er in Nederland zijn en hoeveel mensen er zijn in verschillende vermogenscategorieën, maar ook hoeveel mensen per vermogenscategorie hun giften aftrekken van de inkomstenbelasting. Als de steekproef relatief te veel mensen bevat die de giftenaftrek gebruiken kun je die iets minder zwaar meetellen en andersom, als er een te laag percentage in een vermogenscategorie zit weeg je die iets zwaarder mee.
Op deze manier combineren we onze enquêteresultaten met cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek en de Belastingdienst om een betere schatting te geven van het totale geefgedrag van de Nederlandse bevolking.
Best lastig, inferentiële statistiek.
Wetenschap & Onderzoek