Mhaissen heeft een Syrische vader en een Libanese moeder en groeide op in Beiroet. Ze woont in Groot-Brittannië voor haar studie ontwikkelingseconomie aan de London School of Economics als in maart 2011 de Arabische Lente ook Syrië bereikt. De volksopstand wordt hard neergeslagen. Als ze in december van dat jaar voor een bezoek terugkeert naar Libanon, ziet ze beelden van de eerste veertig families die in Libanon aankomen om het toenemende geweld in Syrië te ontvluchten.
Geschokt door die beelden, stapt ze in de auto om de families te bezoeken. Ze spreekt met hen en vertelt vervolgens op sociale media wat de families nodig hebben. Die berichten worden in Libanon duizenden malen gedeeld. Geld en goederen stromen binnen, vrijwilligers melden zich aan. Kort daarna zet ze de stichting SAWA for Development and Aid op met afdelingen in Libanon en Groot-Brittannië.
Op 6 februari was Mhaissen in Den Haag om te spreken op de How to do good tour. Dit evenement, gelieerd aan het boek met dezelfde naam, wil mensen laten zien dat iedereen bij kan dragen aan een betere wereld. Tijdens haar bezoek gaf ze een exclusief interview aan De Dikke Blauwe.
DDB: SAWA is een grassroots organisatie. Waarom is dat belangrijk?
RM: ‘Toen ik die berichten stuurde over sociale media had ik geen idee dat ik een organisatie zou beginnen. Terwijl de jaren verstreken en de oorlog voortduurde, waren er zoveel mensen om mij heen die iets wilden betekenen: studenten, kunstenaars, academici, zakenlieden. Op die manier is SAWA gegroeid. Ik zie het meer als een beweging dan als een organisatie. Het zijn mensen die zich betrokken voelen bij deze humanitaire crisis. Ook als ze niet meer direct met SAWA werken, blijven ze toegewijd aan de Syrische zaak.’
‘Tijdens ons werk in de vluchtelingenkampen ontdekten we al snel dat vluchtelingen iets voor hun gemeenschap willen doen. Het is veel fijner om te geven dan te ontvangen. Dat geldt net zo goed voor mensen die in een moeilijke situatie zitten. Zelfs de vluchtelingen die maar heel weinig hebben, willen elkaar helpen. Ze delen hun vaardigheden of hun tijd.’
‘Daarnaast is het belangrijk dat mensen zeggenschap houden over hun leven. Daarom is het werk van SAWA georganiseerd rond de gemeenschap zelf. De mensen bepalen wat ze willen doen, wij faciliteren slechts. Wat mensen bijvoorbeeld het allerbelangrijkst vinden is onderwijs. Nog voordat ze om voedsel vragen, willen ouders weten of hun kinderen naar school kunnen. SAWA doet de saaie taken zoals voorstellen schrijven en subsidies aanvragen, maar de vluchtelingen bestieren de scholen. De onderwijzers en buschauffeurs zijn mensen uit de gemeenschap.’
DDB: Zouden internationale humanitaire hulporganisaties ook meer bottom-up moeten werken?

‘Ik heb veel mensen ontmoet die voor internationale hulporganisaties werken. Het zijn de meest buitengewone mensen die met de juiste intenties hun werk doen. En elke keer vraag ik mij dan af: hoe komt het dat het systeem desondanks zo slecht werkt? De belangrijkste reden is de bureaucratie. Het zuigt de passie uit hulpverleners die alleen nog e-mails beantwoorden en ellenlange voorstellen schrijven. Gekluisterd aan hun bureau zien ze niet wat hun werk voor een impact heeft in het veld. Het systeem is er vooral om zichzelf te dienen. Het creëert projecten en banen om de organisatie in stand te houden. Het is de mensen om wie het ooit allemaal is begonnen uit het oog verloren.’
‘Het Syrische maatschappelijk middenveld heeft geprobeerd de Verenigde Naties en de internationale hulporganisaties te overtuigen dat de Syrische vluchtelingencrisis anders benaderd moet worden. Dit is de grootste humanitaire crisis van onze tijd. De internationale gemeenschap weet niet hoe ze er mee om moet gaan. Het probleem is dat ze de fouten herhaalt die in Afrika en Zuid-Amerika zijn gemaakt. Ze luistert niet naar de lokale bevolking en ze voert projecten uit die in deze specifieke context niet werken. Ze plakt een pleister op de wond in plaats van de oorzaak van het probleem aan te pakken.’