Van geven naar krijgen in Nederland

Bert Koopman.|... onderstroom van gemeenschapszin ...
... onderstroom van gemeenschapszin ...
20 juni 2024
Cursief | | Maatschappelijk initiatief

Getallen, grafieken, statistieken: trust in numbers. Achter het tweejaarlijkse onderzoek Geven in Nederland van de VU gaat een verlangen schuil naar procedurele objectiviteit, gedegen empirisch onderzoek en precies kijken wat er aan de hand is. Cijfers en feiten vormen de wetenschappelijke basis voor nauwkeurig omschreven procédés die, mits correct uitgevoerd, de menselijke subjectiviteit zo veel mogelijk buiten sluiten. Hulde voor deze majeure inspanning.



De snel veranderende samenleving met zijn geweldige transformaties interpreteren is de taak van de sociologie. Maar de toegenomen complexiteit maakt het er niet eenvoudiger op. Toch zul je de onderzoekers van het Centrum voor Filantropische Studies van de VU – het CBS van de filantropie – niet snel betrappen op vage filosofische interpretaties of globale conclusies. Statistische onderbouwing: daar draait het om. Inderdaad: met veel grafieken en tabellen.

Van A naar B

Deel A van Geven in Nederland – ‘Bronnen van de bijdragen’ – neemt een groot deel van het onderzoeksverslag in beslag. Het is een moeilijke missie. Het onderzoek naar bedrijven als bron van bijdragen is bijvoorbeeld gebaseerd op een steekproef van ruim duizend ondernemingen. Dat is als schaatsen op dun eis. Ook is het om allerlei redenen lastig om een volledig beeld te krijgen van een andere belangrijke bron van bijdragen: nalatenschappen.  

Deel B van Geven in Nederland – ‘Doelen waaraan gegeven wordt’ – gaat uitvoerig in op beleidsterreinen waarop talloze filantropische fondsen actief zijn. Overheden zouden meer interesse aan de dag kunnen leggen voor juist dit deel van het onderzoek. Het betreft immers hun eigen beleidsterreinen. Dus Rijksoverheid, Provincies en Gemeenten: benut deze kennis en doe er je voordeel mee. Want naast de markt is ook de civil society een belangrijke maatschappelijke kracht.

Met voorspellingen zijn de onderzoekers voorzichtig. Vrij naar Willem Elschot, de Vlaamse literaire eenling met zijn strakke stijl, schrijft hoogleraar Filantropie René Bekkers: 'tussen voorspelling en werkelijkheid staan onverwachte gebeurtenissen in de weg, en verkeerde veronderstellingen. Het gaat er dan om welke voorspellingen onjuist bleken, en wat ze geleerd hebben van fouten in die voorspellingen. In zijn woord vooraf licht Bekkers dit toe met voorbeelden. 

Gemeenschapszin

Interessant van Geven in Nederland is dat de invalshoek van het onderzoek geleidelijk kantelt van geven naar krijgen. Natuurlijk: huishoudens, bedrijven, fondsen, nalatenschappen en loterijen blijven belangrijk als bronnen van bijdragen. De onderzoekers richten het schamplicht echter allengs ook op de vele maatschappelijke initiatieven zelf, het volle leven van alledag. Ze zien ondanks de polarisatie en verruwing een krachtige onderstroom van gemeenschapszin.
  
Filantropie – maatschappelijk onmisbaar en politiek onzichtbaar – biedt structuur voor onderlinge verbinding. Het is het cement van burgerbetrokkenheid. Bij Filantropie gaat het om inzet voor het algemeen nut, al dan niet georganiseerd. Vrijwilligheid is daarbij het sleutelwoord. Filantropie en maatschappelijke initiatieven – denk aan de voedselbank, de plaatselijke harmonie, maar ook collectieven en coöperaties – liggen in elkaars logische verlengde.

Definitiekwestie

De definities die ze op de VU hanteren maken veel duidelijk. Filantropie staat voor bijdragen in de vorm van geld, goederen, tijd en lichaamsmateriaal, vrijwillig ter beschikking gesteld door individuen en organisaties, waarmee primair algemeen nuttige doelen worden gesteund. 

Maatschappelijke initiatieven zijn groepen van burgers die zich georganiseerd en vrijwillig inzetten om zonder winstoogmerk bij te dragen aan maatschappelijke terreinen, ten dienste van het algemeen nut of groepsbelangen, naast, samen met en soms tegen de overheid. 

Bert Koopman is hoofdredacteur van Filantropie Platform DDB, onderdeel van uitgeverij Amsterdam University Press.