Hier ligt een centrale rol voor de overheid die moet zorgen voor een landelijke aanpak van bestaanszekerheid. Het demissionaire kabinet kwam op Prinsjesdag met ruim € 2 mrd over de brug om de toename van armoede een halt toe te roepen. Tijdens de algemene beschouwingen kwam daar nog een flinke schep bovenop. Maar of dit gaat werken is de vraag. Op de achtergrond speelt namelijk nog iets anders.
Labyrint
Het is er anno 2023 niet eenvoudiger op geworden om in je bestaan te voorzien. Wie een beroep moet doen op inkomensondersteuning komt terecht in een labyrint van wet- en regelgeving. Controle op fraude is doorgeschoten en de Belastingdienst heeft zijn zaken niet op orde. Mensen kunnen hun toeslagen verliezen of hun huis kwijtraken. Intussen worden de diverse armoederegelingen wegens onbekendheid niet optimaal benut.Ongelijkheid in Nederland is structureel en hardnekkig. Het Sociaal en Cultureel Planbureau onderscheidt zeven klassen op grond van hun sociaaleconomische en cultureel maatschappelijke positie: de werkende bovenlaag (19,9%); de jonge kansrijken (8,6%); de rentenierende bovenlaag (12,2%); de werkende middengroep (24,9%); de laagopgeleide gepensioneerden (18,1%); de onzekere werkenden (10%) en de kansarme kwetsbaren (6,3%).
Filantropie – politiek onzichtbaar, maatschappelijk onmisbaar – kan zich hier van zijn beste kant laten zien. Maatschappelijke betrokkenheid helpt Nederlanders die in de problemen zijn geraakt te overleven. Vooral vermogensfondsen – denk bijvoorbeeld aan het Kansfonds of het Oranjefonds – spelen hier een belangrijke rol. Opererend op afstand van de overheid kunnen dergelijke vermogensfondsen snel in actie komen en risico nemen.
Algemeen nut
Twee voorbeelden. Het algemeen nuttige karakter van vermogensfondsen manifesteert zich allereerst bij de voedselbanken. Ze zijn ontstaan in de VS, in Nederland werd in 2002 de eerste voedselbank geopend. Ze verstrekken verkregen voedsel met behulp van vrijwilligers gratis aan de armste mensen in Nederland. Destijds was de gedacht dat voedselbanken na enkele jaren niet meer zouden bestaan. Maar in 2021 waren er 172 actief in 96% van alle gemeenten.Voedselbanken werken samen met overheden, bedrijven en instellingen, fondsen en particulieren. Ze zorgen er samen voor dat armoede wordt bestreden, voedseloverschotten verdwijnen en het milieu minder wordt belast. Om de zelfredzaamheid van hun klanten te vergroten, onderhouden ze nauwe banden met lokale organisaties die hun klanten helpen om weer op eigen benen te staan. Voedselhulp moet altijd tijdelijk zijn.
Publiek-private samenwerking
Vermogensfondsen – de Gravin van Bylandt Stichting, Fonds 1818 – zijn ook actief achter de Stichting Urgente Noden Nederland, de ontwikkelorganisatie van SUN-hulpbureaus. Deze bureaus geven steun aan mensen die in financiële nood verkeren en vanuit die positie tussen de wal en het schip dreigen te raken. Een gift of renteloze lening van SUN dient als springplank of vangnet en kan worden aangevraagd door professionele dienst- of hulpverleners.De gedachte is dat noodhulp niet van toeval afhankelijk mag zijn. SUN Nederland – de werkwijze van deze instelling gaat terug tot 1914 – streeft naar een landelijk dekkend netwerk van hulpbureaus. Daarbij is sprake van publiek-private samenwerking. Via de noodhulpbureaus brengt SUN drie sectoren bijeen: professionele dienst- en hulpverleners, gemeenten en donateurs. Tot de laatste groep behoren vermogensfondsen, kerken, bedrijven en particulieren.