Deze thematiek staat centraal in De officiis (Over plichten), een handboek van M. Tullius Cicero (106 v. Chr. – 43 v. Chr.), die leefde in de tijd van veldheer en staatsman C. Julius Caesar. De Romeinse advocaat en politicus Cicero verkent de verantwoordelijkheden die een ieder heeft om zich – zonder persoonlijk gewin – in te zetten voor de samenleving. Classicus Paul Silverentand tekende voor de eerste vertaling in modern Nederlands, getiteld Fatsoen.
Dienend leiderschap
Het centrale onderwerp Cicero’s zwanenzang vormt de vraag wat onze verantwoordelijkheden precies zijn en hoe je die in bepaalde situaties dient in te vullen, zo schrijft de vertaler in zijn heldere toelichting. Met als centraal uitgangspunt dat ieder individu onderdeel is van de samenleving en dat alles wat je doet ten dienste moet staan van die samenleving, rekening houdend met de specifieke omstandigheden.Voor Cicero was het afwegen van belangen een tweede natuur. Bij hem lezen we dat het goede op den duur ook het nuttigste blijkt – een belangrijke les uit De Officiis. Wat dit boek bijzonder maakt is de tegenstelling tussen deugd en opportunisme. Want opportunisme doet mensen soms afwijken van het pad van het juiste gedrag. Voer voor boardroomleden. Zij worstelen dagelijks met belangenafwegingen tussen aandeelhouders en managers, tussen de organisatie en haar omgeving. En met de toepassing van wetgeving en gedragscodes.