Winnaars van Nederlandse kunst- en literatuurprijzen kunnen in de afgelopen jaren steeds minder met hun prijzengeld. Dat komt omdat het overgrote deel van deze prijzen niet wordt geïndexeerd. Dit blijkt uit onderzoek van NRC Handelsblad.
Zouden de bedragen wel geïndexeerd zijn, dan zou een prijs van €10.000 in 2010 – de Wolvecamp Prijs bijvoorbeeld in haar opzet van vóór 2022 – afgelopen jaar ruim €13.500 moeten zijn. Een geldprijs van een ton – denk aan de Johannes Vermeer Prijs – zou ruim €132.500 moeten bedragen. Er is dus sprake van forse waardedalingen.
De krant wijst erop de manier waarop de prijs bekostigd wordt – uit overheidsgeld, subsidies, schenkingen van particulieren of donateurs – van invloed is op hoe met het prijzengeld wordt omgesprongen. Dat geldt ook voor de wijze waarop de prijs is georganiseerd en wie de opdrachtgever is – een bedrijf, lid van het Koninklijk Huis, filantropen of de overheid.
Soms is sprake van een verschuiving van nadruk op prijzengeld naar andersoortige vormen van waardering zoals residenties, (werk)budgetten of geld voor meer genomineerden dan alleen de winnaar. Ook zien we een enkele keer dat het prijzengeld wel verhoogd wordt terwijl het aantal winnaars van zo’n prijs daalt. Dit om het aanzien van de prijs, de winnaars en de opdrachtgever op te vijzelen.
Nieuwsflits